Balthazaar Bosduif ontmoet een reiziger
Ik sta op het perron van Brussel-Noord wat rond te dralen. Ik wacht op een trein, die volgens het bord niet lang meer kan wegblijven, maar verder niets van zich laat horen.
In mijn rechterooghoek heb ik hem al gezien. Fancy jongen. Hij staat naar me te staren met gefronste wenkbrauwen. Omdat het een ongeschreven regel is dat je op een perron liefst met niemand oogcontact maakt, kijk ik maar gegeneerd weg. Misschien hangt er wel choco aan mijn gezicht.
'Je hebt een wondermooie jurk aan.' hoor ik iemand zeggen, vlak achter mijn rug. Kortsluiting in mijn gedachten. Mijn mond zegt iets als: 'moet je mijn grootmoeder bedanken.' Oh hemel, romantiek is echt niet aan mij besteed. Gelukkig kon hij erom lachen.
De trein laat het nog steeds afweten. We praten wat. Scholen, studies, herexamens, dat gedoe. 'Waarom spreken mensen elkaar niet wat vaker aan op de trein?' onderbreekt hij. 'Ja, het is eigenlijk wel gezellig zo.' antwoord ik. 'Jij bent best wel gezellig ...' zegt hij. Ik bloos een beetje, gelukkig komt de trein eraan.
In de coupé wordt het nog gezelliger. We praten over dromen, kunstige projecten die we allebei wel eens op willen poten zetten, hoe bekend we later wel gaan worden. Hoe langer het landschap voorbij flitst hoe grootser onze toekomst wordt. Af en toe kijk ik eens een keer naar zijn gezicht. Hij is knap. Grote bruine ogen achter een modieuze zwarte bril. Mooie mond, ontzettend mooie mond. Ik bleef er maar naar staren.
'Mechelen. Hier moet ik eraf.' Ik krijg een klinkende zoen. 'Tot de volgende keer.' Als hij bijna bij de deur is roep ik nog snel. 'Hou jij van Harry Potter?' 'Ik lees niks anders meer!' schreeuwt hij zowat door het hele gangpad. Wel, de man die dat durft, daar wil ik misschien wel mee trouwen.
Hmm, ik ga meer in Brussel-Noord opstappen.