vrijdag, september 30, 2005

Balthazaar Bosduif bruist van Brussel

Ik kom net terug van nachtje Brussel. Doodmoe en met een glimlach die niet meer van mijn smoel te vegen is.

Brussel en ik zijn verliefd. Dat kan niet anders. Elke keer als ik voet aan wal zet (of van de trein stap) lijkt het alsof heel die stad me toelacht. De zon die tussen de grijze wolken heen schijnt, al die kleurijke mensen die niet te beschaamd zijn om je aan te kijken, zoveel merkwaardige dingen die op elke hoek van elke straat gewoon voor het grijpen liggen. Ik kijk mijn ogen uit.

Bruxelles, Mon amour ...

Maar natuurlijk ga ik daar niet alleen voor die mooie bakstenen naar toe. Ik heb daar ook een paar heel dikke vriendschapsbanden rondlopen. Zo van die makkers die ik niet los wil laten, als ik dan toch wel echt, echt, echt ... ach, ik blijf nog even ... en nu toch echt! door moet gaan.


Jongens, ik hou van jullie.

Stijn, mijn allerliefste collega. De man van inspiratie en werklust. Ik hou zo van die wilde projecten en al je mijmeringen, zijwegen en details. Vooral als ik er met de grove bortsel door mag gaan. Dat is, dames en heren, wat ze een wisselwerking noemen. En wat voor één.

Maurits, mijn grote knuffeleik. Ik denk niet dat we woorden nodig hebben. Je mag ervan maken wat je wil.

Jorik! Jorik is synoniem voor hilarische momenten. Ze komen vanzelf uit de lucht gevallen als wij twee eens gezellig samen zijn. Ik kan me beter meteen halsoverkop in een schaterbui storten. Fantastische kerel, met duizend gezichten en stemmetjes, gouden handen en een wijs karakter. Fantastische kerel, of had ik dat al een keer gezegd?

Lieverds, het waren de meest creatieve koffies en de meest giechelige amaretto's die ik ooit gedronken heb. Ik hoef niet veel en de rest doen jullie wel.

zaterdag, september 24, 2005

Balthazaar Bosduif schrijft voor LC

Ik volg sinds het begin van het schooljaar een schrijfcursus. Zoiets waar je echt moet schrijven en er dan heel erg streng voor zijn. Ik ben er heel gelukkig mee.

De opdracht van deze week: Beschrijf een situatie die eerst in harmonie is, vervolgens uit balans wordt gebracht door een derde persoon en dan wel/niet weer/meer in harmonie geraakt. Wat ik er van maak:

'Nog efkes en we rijden het st-st-station van ons moeke binnen!' Tim, een klein kereltje van ongeveer zeven jaar speelt in een houten treintje op de speelplaats. Die krioelt van de kinderen, maar het jongetje speelt alleen.
'Toet! toet! Oh we z-zijn er voorbij gereden. S-s-pijtig. Nu gaan we naar de klas van Meester Walter. S-s goed?'
Hij draait zich om naar de lege passagiersbankjes. 'S-s goed?' Er is niemand. 'Naar de klas van Meester Loewie? S-s goed?' Een onzichtbaar mensje moet hebben geantwoord want het kereltje draait zich om en roept trots ' We gaan naar de klas van Meester Loewie!'

Plotseling knalt er een bal tegen de houten constructie. Het laat het treintje even donderen en het jongetje schrikt. Kwaad steekt hij zijn hoofd uit het raampje, zoals een echte machinist dat ook zou doen. 'hé, hé s-stommerik ... ' Tim zwijgt. De stommerik heeft een hele mooie bal vast, zo een coole witte, net een echte voetbal.

'Wij gaan hier voetballen en gij moogt niet meedoen!' zegt Rik, want zo heette die stommerik toevallig 'want gij zijt zelf stom!' 'Ik s-sp-sp speelde hier eerst!' roept Tim stotterend terug, want dat deed hij nog meer als hij heel erg kwaad werd.
'Weet ge wat? Iedereen mag meespelen, maar gij ni! Zelfs hij mag meespelen, maar gij lekker nihiehie!' Rik wijst treiterig naar het plekje waar de onzichtbare vriend van Tim zat te wachten tot ze zouden gaan vertrekken. 'Nee! nee! das mijn v-vr-vriend!' gilt Tim in paniek, maar het is al te laat. Rik is naar het passagiersraampje gelopen en begint woest te graaien naar de onzichtbare jongen.

In twee sprongen is Tim uit zijn locomotief gekropen en graait de andere hand van zijn eigen en enige vriendje vast. Ze trekken, heel heel hard. 'Mijn papa is poolietsie!' 'Wij hebben nen kei grooooten hond, die bijt uw papa in twee!' 'Ni waar!' 'Wel waar!' 'Ni' 'Wel!'
En dan zegt er iets 'krak', misschien het houten treintje, of een onderbroek. Ze kijken allebei om hun heen, maar alles is nog heel.

'Ooh nee, hij is in twee!' zegt Rik plots. 'Wie?' vraagt Tim en laat zijn vriendje nog steeds niet los. 'Wel dienen ene, dienen ene die ge nooit kunt zien!' En hij wijst naar het lege bankje. Als verbrand laat Tim zijn maatje los. 'Hij is ni kapot!' 'Wel!' 'Nie!' 'Weet ge wa? Ge zult het wel zien. Ge moogt meespelen en den ene helft van uw vriendje ook. En dan zult ge wel zien.' Tim is even stil en kijkt naar de plek waar zijn gebroken vriend ligt. 'Laat maar' zegt hij dan 'Hij is toch in twee.' En samen gaan ze achter de bal aanlopen, voor de rest van de speeltijd.

vrijdag, september 23, 2005

Balthazaar Bosduif schrijft een ode aan Brico

(Je moet het je inbeelden, marsmuziek kan eventueel helpen)

Zoude gij mij willen? -scan-
Met mijn dikke billen? -scan-
En met mijn slap rijstpap gat ?! -scanner de scan!-

-Greet-

Ongeloofelijk fijn was het daar en misschien ook wel verscheurend saai. Maar dat ben ik al bijna weer vergeten.

Sara, David & sunshine, Mathieu, Els, Virginie, Manu, Greet & co. Ik ga jullie toch een beetje missen. Zotte, o zo zotte en o zo lieve mensen!

zondag, september 11, 2005

Balthazaar Bosduif schrijft over liefde

Je loopt door de stad. Auto's brommen voor verkeerslichten, trams suizen langs je heen, fietsers laveren door de chaos. Het is zo bekend, dat je het niet eens meer opmerkt. Je hoort er bij. Hier en daar een vage flits van een gezicht. Misschien zat er wel een mens achter. Ach, we gaan allemaal ergens heen en we hebben weinig tijd.

En dan wandelen ze daar plotseling. Doodgewoon uit de grond gerezen. Een koppeltje puur geluk. Arm in arm en ze giechelen een beetje in het oor van de andere. Die twee gaan niet echt ergens heen. Ze hebben alle tijd. Om in elkaars ogen te kijken, wazig te glimlachen en na drie stappen eens langs een wang te strijken.

Hen zie je wel staan. Haarscherp. Onopvallend zit je naar ze te gluren, want echt kijken durf je natuurlijk niet. Dat is ongehoord.

Ze zoenen een beetje.

En dan overvalt je dat gevoel. Alsof dat dat ene, het allerbelangrijkste van je leven, ontbreekt en onmetelijk ver van je vandaan ligt. De chaos stoomt en rookt zichzelf vooruit, maar plotseling lijkt het zo zinloos en leeg. Je gevoel springt door je maag als een gekke regendans: 'Ik wil ook! Nu is het mijn beurt! Ik wil nu, meteen, NU LIEFDE!!'

Juist, waar ging je nu weer heen? Oh ja, een heleboel drukke en dringende dingen doen. Juist ja.
En je loopt ze voorbij, met pijn in het hart wandel je de hoek om. Misschien vind je daar wel de ... nou ja, je weet maar nooit.

-Dit stukje is opgedragen aan Fros en Simon. Voor alle liefde, voor alle liefde ...-

woensdag, september 07, 2005

Balthazaar Bosduif vertelt (2)

De stoel stond er nog steeds. De verveelde soldaat was ook nog niet gekomen. Ik nam er een foto van. Toen ik het later bekeek was ze bewogen. Dood jammer.

Plotseling hoorde ik gestommel in een gang. Snel klom ik de trap op en verstopte me in een duister, nogal stoffig hoekje. Misschien kwam de imaginaire soldaat eindelijk. Of erger, een verdwaalde toerist. Het werd weer stil. Ik sloop naar boven.

De tweede verdieping was leeg. Behalve de muren dan. Daar stonden griekse goden en godinnen trots hun kaki leger aan te voeren. Ze zeiden wat in graffitiaanse tekstballonnen, maar ik kon het niet lezen. Iets verder waren afbeeldingen van dolle paarden en hun dappere ruiters. Dwars door de tekening flitsten witte uitgekraste namen en zeer recente jaartallen. Ik struikelde bijna over een gat in de vloer. Dat komt er van als je net wat te verbaasd om je heen zit te staren, je kijkt niet meer uit waar je loopt.

Plotseling hoorde ik luid getater. Onbegrijpbaar, maar ik gokte op Grieks. 'Nu ja, vooruit dan maar,' dacht ik 'een beetje meer avontuur kan geen kwaad.' En met een nogal absurde sprong lanceerde ik mezelf de gang in. Er struinden twee jongens en ze schrokken zich te pletter. Misschien verwacht je geen meisje in een zonnig zomerjurkje in een verlaten kazerne. Ik nam het hen niet kwalijk.

Ze leken een beetje op Laurel en Hardy. De ene was ontzettend smal en de andere kon je op z'n minst wat gezet noemen. Ze keken stomverbaasd. In elke mond hing een sigaret te wachten op vuur. Ik moest erom lachen. Prompt draaide Hardy zich om en begon te telefoneren. Laurel probeerde zijn borst wat breder te doen lijken en nam die bekende Griekse machopoze aan.

'Hello. English?'
'Yes. Do you have a sigarette for me?' Het leek me beter maar meteen te gaan sympathiseren. Ik kreeg er een. Ze was nogal verfrommeld.
'My friend is ... afraid.' Maar zijn gezellige telefonerende vriend leek niet echt bang. Zijn stem klonk eerder als 'Er is hier een meisje! Een meisje, een meisje!!' Daar moest je geen Grieks voor leren.
Ik zette mijn mooiste glimlach op. 'Are you having a little party?' Af en toe kan ik best wel gemeen zijn. Hij leek van zijn stuk.
'No, no, no, no ... we are ... Are you here ... first time?' Ik schudde mijn hoofd.
'We show you the ... the ... '
'The building?'

En zo kwam het dat ik een officiële rondleiding kreeg. Ze noemden zich John en Speedy en ze logen zich zeventien en achtien jaar. Ik stelde me voor als 'Bosduif, like a pigeon from the woods.' Ik denk niet dat ze het echt begrepen.

John -de lange- stuurde me langs een heleboel smalle gangetjes, terwijl hij een heleboel stereotiepe vragen op me afvuurde. 'You like Corfu? Where do you come? You have family? You like Corfu?' Ik had haast geen tijd om te antwoorden. Speedy hobbelde wat achter ons aan 'His English very good ...' Ik lachte mijn zoetsappig glimlachje. Hij keek verlegen weg.

'This is for party' zei John plotseling. Ik keek om me heen. We stonden in een gigantische zaal. De rode en gele verf viel haast van de muren af. Overal lag glas. Voor mij was een gat in de vloer geslagen dat groot genoeg was om regelrecht door te vallen. 'Look ...' zei John en wees voor zich uit. Prompt vergat ik elke vorm van levensgevaar. Door de gebroken ramen glinsterde de heldere blauwe baai van Kerkira in de zon. Wuiven gras over neergeslagen fortmuren, witte bootjes die doelloos heen en weer dobberen. Ik moest ervan zuchten.
'You like?' John grijnsde me tegemoet. Ik knikte. 'Want to stay?' Ik knikte nog een keer.

donderdag, september 01, 2005

Balthazaar Bosduif bewondert volwassenen

Ik ben sinds een paar dagen met mijn vakantiewerk begonnen. Van acht tot vijf maakt een Bosduif orders klaar voor elke Brico in Antwerpen en omstreken. 'Mijn scanner is mijn beste vriend' en 'De veiligheid gaat nooit op vakantie', zo is me dat gedrilt door Brigadier Francis.

Maar daar gaat het helemaal niet over. Ik wil eigenlijk alleen een beetje zeuren:

Als je werkt, worden je dagen zo kort! Ik ren op een 'ik heb nog geen zin om op te staan' uur van mijn bed naar de depot. Dan scan ik hopen bouten, lichtknoppen en stekkers bij elkaar voor arme, stockloze winkeliers. Als de luidsprekers 'einde werkdag' mompelen, hobbel ik weer naar huis langs het 'Dokter Donny plein' (!!) met voeten die lijken op loden klompen. Uiteindelijk zit ik thuis nog wat futloos voor me uit te fluiten en duik ik op een schandalig vroeg uur mijn bed weer in. Hier en daar probeer ik ervoor te zorgen dat mijn vrienden me nog steeds herkennen.

Help! Hoe krijgen volwassenen zo een leven voor elkaar?

(Wat ik dus maar wil zeggen: Ik ga minder schrijven, Brico heeft de overmacht, vrees ik. Ik kan er niks aan doen! Het vervolg op 'B.B. vertelt' komt zo snel mogelijk, als ik een gaatje vind. Het spijt me. )