zaterdag, maart 24, 2007

Balthazaar Bosduif schreef ooit een begin

In een zweem van precaféaanse onwikkeling geschreven. Je kan het op z'n minst zeemzoet of nostalgisch noemen. Maar nu ik het na een half jaar teruglees, lijkt het nog lang niet zo slecht.

In de grote stad was een bistro waar geen man kon voorbij lopen zonder zijn nek te breken. Achter het sierlijk beschilderde glas dronken elegante dames koffie uit porseleinen kopjes. Hun rode welgevormde lippen lieten nooit sporen na. Ze legden zorgvuldig witte servietten op hun gebloemde schoten en namen kleine hapjes van warme appeltaarten. Nooit keken ze naar buiten, ze glimlachten en knikten enkel naar elkaar.

Af en toe waaiden er geruchten door de stad en fluisterde de mensen dat het dochters van een rijke baron waren, maar dat hadden ze maar van horen zeggen. De volgende dag werd luid beweerd dat dat niet waar was. Het waren allemaal minnaressen van een machtige oliesjeik uit het Oosten. Er werd een tijdje over schande en liefde gepraat. Daarna werd het weer stil. Wat de waarheid was, dat wist niemand.
Toch waren alle inwoners het over één ding eens. Die dames waren de mooiste dames die ze ooit hadden gezien. Ze waren zo mooi dat vrouwen hun echtgenoot om de oren sloegen wanneer ze met open mond bleven staren. Stoere jongens logen dappere verhalen over gestolen kussen in het midden van de nacht. Niemand die hen geloofde, maar dat wa sniet erg. Er werd gestruikeld, gebloosd en gesmacht, maar niemand durfde naar binnen te gaan.

Ooit, heel lang geleden, was er wel een man geweest die dapper genoeg was. De omstanders vertelden later dat wanneer hij de deur opende een belletje een tinkelend deuntje speelde. Even zag men de dames hun frele hoofdjes draaien in de richting van de deur. Het duurde niet lang. De man werd nooit meer terug gezien. Sinds die dag hielden de stedelingen zich op een veilige afstand.

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage