B. Bosduif schrijft een hapje tussendoor (LC)
Ik sta voor mijn raam en kijk naar beneden. Wel stoer, naar beneden kijken en blijven staren. Beetje filosofisch, als je er maar lang genoeg staat. Of dat maak ik mezelf toch wijs. Ik sta hier. Zie naar mij. Ik ben een filosoof.
Ik zie. Meneer met Hond. Natte plastic zak. Stront.
Nee, ik krijg hier geen gedachten. Ik ben alleen onrustig. Eigenlijk heb ik zin om te ijsberen. Een beetje heen en weer lopen om dat gevoel uit mijn lijf te krijgen.
Verdomme. Het jeukt. Ga weg.
Ik blijf zitten. Eenzame opa, opgefokte racekar, stilte. Ik wil sigaretten. Blijven, zegt mijn gevoel. Nog even. Ze is al veel te lang weg. Ze moet maar om de hoek zijn. Nee, nee niet denken. Nergens aan denken. Wie zou ze zijn tegengekomen? Te veel voorstellingen. Waar zijn die sigaretten? Wacht, daar is ze! Ze is zo schoon. Zo schoon. Haar haar van onder die muts. De manier waarop ze met haar zak zwaait. Het brood steekt er uit. Ik heb ook nog niet gegeten.
Ik fluit op mijn vingers. Ik heb er meteen spijt van. Het klonk zo hard en schel. Ik wil niet stoer zijn, nu niet meer. Ik wil haar. Wil ze mij? Ze kijkt omhoog en lacht. Ik gooi er iets uit. Knipoog, bibberlach, zwaai. Iets daar tussenin. Ze zwaait terug en steekt haar sleutel in het slot.
Rap. Raam dicht. Het is verdomme koud. Ik had wat moeten aantrekken.
De deur. Straks loopt ze hier voorbij. Mijn deur blijft dicht. Potdicht. Zo wanhopig ben ik nu ook weer niet. Haar hakken komen. Naar boven. Nog hoger. Waar blijf je?
Ze zingt. Iets onmelodisch. Hier en daar een noot. Conservatoriumstudente. Fluit. Ik woon onder haar. Niks anders dan toonladders. Op en af. Af en op.
Ik laat me languit op mijn bed vallen en rol wat tabak bij elkaar. Eindelijk. Ik kijk de rook na. Haar passen kraken uit mijn plafond. Zo is het begonnen. Kraken. En ik maar verzinnen. Wat ze deed. Wat ze droeg. Wat ze dacht. Ze zei niet veel in het begin. Beleefd. Klein ook. Mooie borsten. Mysterie. Glimlachte af en toe in het niets. Putjes in haar wangen. Godverdomme! Iets anders, iets anders. Denk aan wat anders.
Ik. Moet. Iets. Doen. Broek aan doen. Deur open doen. Wacht, waar ga ik naar toe? Mijn benen lopen naar boven. Oké. Babbelen. Moet kunnen. Speel jij graag fluit? Nee. Dom. Ik heb ook honger. Nee. Shit, mijn benen gaan te snel. Ik vind u mooi. Ik hou van u. Kus mij. Wie zegt dat nu? Kut.
Ik sta voor haar deur. Binnen is het stil. Maak dat je weg bent. Het schreeuwt in mij. Ik draai me om. De trap af. Nee, toch niet. Doe wat. Eender wat. Terug naar boven. Haar deur. Ze zit daar achter, brood te eten. Komaan, zo erg is dat toch niet. Klop. Ik klop.
‘Ja?’ vraagt ze. De deur blijft dicht. ‘Ja?’
Shit, wat ga ik zeggen. Kortsluiting. Ik gooi mezelf de trap af en ben nog verbaasd dat ik op mijn voeten terecht kom. Mijn kamer in.
AAAAAAAAAAAH. In stilte.
Haar hakken over de vloer. De deur? Rustig, rustig aan. Blijven staan. Adem in. Adem uit. Ze komt naar beneden. Muziek. Zet muziek aan. Dan lijkt het alsof je …
Er wordt op de deur geklopt. ‘Ja?’
Haar hoofd om de hoek. ‘Heb jij daarnet op mijn deur geklopt?’
‘Nee dat was ik niet.’
‘Oké.’ Ze trekt de deur weer dicht.
Verdomme.
Balthazaar Bosduif is een monster
Ik slenterde achter twee vrouwen aan. Geen haast, het duurde nog wel even voor de les weer begon. 'Eerder moeder en dochter' constateerde ik met mijn tweede blik. Hun armen waren in elkaar gehaakt. Ze bogen hun hoofden en fluisterden. Duidelijk dingen die zeer discreet bewaard moesten worden. Gefascineerd bleef ik naar hen staren. Waar hadden ze het over?
Toen mijn ogen naar beneden dwaalden, viel het op dat het meisje mankte. Nee, ze mankte niet. Ze schoof haar ene been vooruit en draaide het andere nogal onnatuurlijk bij. In mijn hoofd ging ik mogelijkheden af: knieblessure, verstuikte enkels, kramp ... Maar haar bewegingen leken niet op die bekende strompelpas. Het been. Er was iets met haar been.
Plotseling draaide het meisje zich om. Ze keek recht aan, alsof ze mijn blik in haar rug voelde branden. Puur verdriet. Ogen vol tranen. Lippen als twee dunne lijnen. Ze draaide zich om en begroef haar mooie hoofdje in de schouder van haar moeder. Met gebogen hoofd liep ik hen voorbij. Te beschaamd over mijn eigen vrijpostigheid.
'Mama, ik wil helemaal geen houten been.' hoorde ik haar achter mijn rug snikken. 'Rustig maar, rustig maar ...' suste de moeder.
Ik ben verschrikkelijk.
Balthazaar Bosduif zit in een impasse
Ik logde hieronder al ergens dat ik weer aan het schrijven ben. Je weet wel, schrijven met grote ambitie. Misschien wel insturen naar een wedstrijd en dan maar hopen. Ik vind het in ieder geval de moeite waard. Nu alleen nog even doorzetten.
Het verhaal zit ondertussen in het stadium 'Herwerking 6 a, b, c ...'. Ik blijf maar polijsten. Verschuiven, toevoegen of weglaten, herlezen. Het is bijna een maniacale routine. Dat is goed, geloof ik. Ik hoop dat mijn tekst hier sterker door wordt, maar ik begin me langzaamaan zorgen te maken. Mijn woorden verdwijnen. Ik ken ze uit mijn hoofd, ik hoef het haast niet meer te lezen. Dat is behoorlijk lastig als je juist minitieus wil zitten peuteren aan die vervloekte letters.
Het begint ook tijd te worden dat ik afrond. Ik wil niet te ver afdwalen, anders raak ik de kracht van mijn verhaal kwijt. -Jezus, ik lijk wel een cursus astrologie te promoten- Maar langs de andere kant heb ik het gevoel dat mijn verhaal nog niet genoeg in elkaar past. Te weinig achtergrond, die zaken.
Ik heb de keuze. Ofwel probeer ik een bom op jullie hoofden te droppen ofwel schrijf ik een aangenaam verhaal in een begrijpbare context. Kan iemand mij zeggen wat beter is? Mijn navraag heeft me tot hier toe niet veel verder geholpen. De ene zegt dit en de andere weer wat anders. Uiteindelijk zal ik zelf moeten beslissen, maar ik heb hier absoluut geen mening over. Ik wil het allebei. Ik wil een correcte, begrijpbare bom schrijven, als het even mag.
Om te vergelijken:
(2)
Ik rolde onder hem vandaan en ging recht zitten.
‘Niks?’ Blinde paniek in mijn lijf. Ik veegde over mijn bovenlip.
‘Sorry. Ik …’ M. keek geschokt.
Ik duwde hem van me af en stapte het bed uit.
'Ik... ik...' Ik liep nog verder van hem vandaan. Tot ik niet verder kon.
Hij ging op de rand zitten. 'Sorry.'
Ik zweeg.
'Sorry.' Hij durfde me niet aan te kijken. Schaamte.
Ik draaide me om en staarde naar buiten.
'Het was niet de bedoeling.' hoorde ik achter mijn rug.
Er viel een stilte.
Toen ik haar zag, stonden we allebei in de druilende regen. Zij misschien net wat eleganter dan ik. Die rode lippen en haar hooghartige blik. Het kopje koffie (!) in die slanke handen. Mijn hart sloeg er even van over. In mijn volle vaart heb ik de remmen dichtgeknepen. Met open mond stond ik naar haar te staren. Wat een heerlijk toeval. Wat mooi. Wat prachtig. En toen kwam dat gevoel opzetten: dat wil ik hebben. Het paste perfect bij mij. Ik had zin om het bushokje open te breken. Zo ongeduldig was ik. Het overkomt me niet zo vaak, ik ben een heel kieskeurig mens. Maar als ik dan echt iets wil ... En dan kan je er de duivel op zeggen dat het ding compleet onbereikbaar is. Ooit stond ik naar een verweerd borstbeeld te staren in een de etalage van een antiekwinkel. Of die ene keer dat ik de mooie asbak van Electrabel wou stelen. Wat ik er mee zou doen? Het kon me niet schelen. Het klikte op een of andere manier. Ik werd er bijna wanhopig van. Waar kun je gigantische reclameposters afluizen? Achter me protesteerde een tram. Ik was even vergeten dat ik op de sporen stond. Ik scheurde mijn blik los en stapte weer op mijn fiets. En toen ik stond te wachten voor het verkeerslicht maakte ik mezelf een belofte: Ooit, ooit hangt ze aan je muur te pronken.
Balthazaar Bosduif bestelt koffie
Het is een gewoonte die is komen overwaaien uit Brussel, verder werd gezet bij LC en uiteindelijk een aangename routine is geworden. Het gaat ongeveer zo: op een absurd tijdstip een café binnenstappen en een kopje koffie bestellen, gezellig met z'n allen rond een tafeltje gaan zitten en de nieuwe ditjes en datjes aan elkaar vertellen.
De pint is uit de mode, lang leve de koffie!
Het gaat zelfs zover dat ik al een onderzoek heb ingesteld. Waar is het café met mijn perfecte koffie? Die van mij hoort zwart te zijn. Zo zwart als maar zijn kan met een chocolaatje aan de zijkant. Ik geef extra bonussen voor een mooi kopje, de lieve glimlach van de barvrouw of heer en mooie muziek op de achtergrond. Mijn café met stip op 1: de Witzli-Poetzli. Maar ach, Antwerpen heeft veel café's, ik ben nog wel even bezig.Ik ben niet alleen voorstander van de smaak van koffie, ik hou ook van de sfeer die er rond hangt. Het gevoel als je in het herfstzonnetje aandachtig knikt naar een vriend die met veel animo een verhaal vertelt. Dat maakt me gelukkig. Dat rustige, ontspannen levensgenieten, daar doe ik het voor. Dan speel ik altijd even alsof ik volwassen ben en mijn leven bijna voor elkaar is. Het voelt heerlijk.Misschien zit in mij nog steeds dat meisje dat koffie wil drinken om meer op de grote mensen te lijken. En eerlijk gezegd, als ze alleen maar even bovenkomt tijdens mijn lekker kopje koffie, mag ze van mij gerust nog even blijven.
Balthazaar Bosduif staart
Ik probeerde zo onzichtbaar mogelijk de aula binnen te lopen. De les Nederlandse grammatica was net begonnen en iedereen had zich al tussen de smalle rijen stoelen gewurmd. De dames aan de buitenkant keken nogal zuur toen ik vroeg of ik even langs mocht. Met een tikkeltje ongemakkelijke schaamte begon ik mijn spullen uit mijn tas te halen. Mijn schrift, kopieën en een enorm handboek propte ik allemaal op dat aulatafeltje van een halve vierkante meter.
'Sorry, mag ik even langs?'
In een flits zag ik de zure meisjes weer op hun plaats schuifelen. Shit zeg, ik zat net. En toen ik omhoog keek, sloeg de bliksem even in.
Daar stond een jongen. En ... ik weet niet hoe ik .... Hij leek ... wauw ... speciaal voor mij? Dank. U. Wel.
Nu ja, ik stond dus recht, hij bedankte even en ging een tafeltje verder zitten. Heel beleefd allemaal. Maar ik had plotseling geen manieren meer. Ik kon mijn ogen niet van hem losscheuren. Ze plakten zowat aan zijn lijf vast. Ik kon er niks aan doen. Hij keek terug, heel even. Zijn ogen waren blauw, zijn blik een beetje schichtig, alsof hij niet te hard wou opvallen. Maar zijn jas en zijn tas vloekten met zijn plannen. Hij bloosde een beetje.
Zoveel tegenstellingen in één persoon, ik was meteen gefascineerd. Hij haalde een notitieboekje boven en begon die op een tempo vol te kliederen. Onleesbaar gekrabbel met ver uitlopende 'p's en 'f'en. Ik boog me in zijn richting. Het leek zelfs niet op grammatica. Ik moest de neiging onderdrukken om te vragen wat er nu in zijn hoofd omging.
Volgens mij had hij het door. Zijn oren en nek begonnen langzaam aan mee te blozen, maar zijn ogen lieten het schriftje niet los. Hij durfde niet echt, denk ik. Ik was ondertussen in het stadium beland waar ik hem ontzettend vertederend begon te vinden. O hemel, nu was ik pas echt murw geslagen. Hij kon me zo mee naar huis nemen.
De dame achter de microfoon kondigde tien minuten pauze aan. Je hoorde een zucht door de aula gaan. Ik stond recht en greep mijn tas. Met pijn in het hart zag ik hem in de massa verdwijnen. Ik sukkelde de trappen af en liep in de richting van de uitgang. Midden in het deurgat stootte ik tegen iemand aan. 'Sorry.' Ik keek om. En daar stond hij. Hij glimlachte even.'Ja, sorry.' herhaalde ik met een trillend stemmetje. Misschien bloosde ik ook wel een beetje.
Balthazaar Bosduif viert feest!
Wiedus is vandaag precies één jaar oud!
(Misschien even een moment om een afweging te maken.)
Als ik dat eerste stukje lees, lopen de rillingen me over de rug. Jakkes, te veel woorden en zoveel ingewikkelde zinnen. Ik geloof dat ik me nu een heel andere stijl heb aangemeten. Liever kort en duidelijk, maar met een tikkeltje fantasie. Mooi zo, ik groei!
Ik vind het heerlijk om door Wiedus te bladeren. Al die kleine momentjes die ik heb beschreven en dan weer ben vergeten. Mijn amoureuze gedachten, die ik dan later vertederd terug kan lezen. Mijn theorieën en werkjes. Het heeft zo zijn voordelen, een weblog. Je kan er je wel een avondje mee vermaken.
Wiedus is ook een beetje mijn stokpaardje geworden. Ontmoet ik nieuwe mensen, dan speel ik ze het adres wel even door. Zo hoef ik me niet meer al te veel voor te stellen, ze lezen me maar. En af en toe krijg je er ook nog leuke reacties bij en dan kan ik weer even verlegen glimlachen. Niks is leuker dan een weblog te schrijven die ook gelezen wordt.
Eigenlijk denk ik dat ik gewoon wel bij het 'Weblog'-fenomeen pas. Mijn favoriet: kwetsbare stukjes. Gewoon even je twijfels en geheimen in de groep gooien en dan met een bang hart wachten op commentaar. Meestal begint die met 'Ja, dat heb ik ook!' of 'Ik zou hetzelfde doen.' En dan heb je weer een zorg minder. Dat zijn zo van die dingen die je nooit had verwacht toen je voor het eerst op 'Publish Post' drukte.
Balthazaar Bosduif ontmoet 'moeder maffia'
“Ik wil vannacht in de straten verdwalen, de klank van de stad, maakt mijn ziel amoureus”. - Stijn zong een lied van Wannes van de Velde in de straten van Brussel -
'Kom, pak uw jas' Stijn stond op en liep naar de deur. Het scenario zat klem tussen onze oren. Er kwam geen woord meer uit. 'We gaan naar buiten, wat inspiratie opzoeken.'
We waren amper de hoek om of we hoorden muziek. Het kroop onder de deur van een café de straat op. Ik maakte een paar halfgare walspasjes. 'Wat denk je?' Ik danste in de richting de drempel.
Stijn keek even schattend naar de kanten gordijntjes. 'Le metro de Waldi' stond op de ruiten geschilderd.
'Vooruit. Naar binnen.' besliste hij.
De eerste stap over de drempel overtrof al meteen mijn verwachtingen. Geen krakende radio of rammelige jukebox, maar een zanger achter zijn piano. We waren in een echte 'café dansant' binnen gevallen. Drie koppels zwaaiden over de dansvloer en een oude barman leunde op zijn tapkraan.
We gingen zitten en bestelden twee biertjes. Stijn ging naar het toilet. Ik bleef achter. Een meisje alleen achter een glas. Dat is een gemakkelijke prooi voor oude dansexperten. De zanger begon een nieuw nummer. Een man doofde zijn sigaar en liep naar me toe.
'Mademoiselle ...'. Hij stak zijn hand uit.
Ik schudde mijn hoofd en glimlachte wanhopig.
'Tu ne danses pas?'
Ik zette mijn droevigste blik op 'Non, je ne danse pas.'
Hij schudde zijn hoofd meewarig, lachte en boog even.
Ja meneer, de jeugd van tegenwoordig danst niet meer ...
De vrouw over mij wilde wel. Samen schoven ze heen en weer. Moeilijke pasjes, hier en daar een stapje achteruit en dan verder zwaaien.
Ik was jaloers. Alleen de muziek en elkaar aanvoelen en dan elegant rondjes draaien. Zou zou ik ook willen dansen. Maar helaas, ik ben een hark.
Stijn kwam er weer bij zitten. 'Kijk!' Ik wees naar het hoekje van de bar. En oude opa zetten zijn wandelstok tegen zijn kruk en liet zijn blik over de vrouwen glijden die op de bankjes tegen de muur zaten. Zijn ogen bleven hangen bij twee vrouwen. Hij danste er heen. Er zat een vleugje mambo in zijn voeten. Hij was Meneer Macho, maar dan met trillende benen. Natuurlijk werd hem niks geweigerd.'En kijk daar eens.' Stijn wees. Ik keek omhoog. En ja, naast de zanger zat ze. 'The godmother', ze rookte een sigaret en keek naar haar kroost. Het jonge verliefde koppel, dat hoofd tegen hoofd in het rond draaide. Het zwarte schaap dat in zijn eentje rare sprongen maakte. De opa die zoveel plezier maakte, dat hij er zo meteen hartproblemen van zou krijgen. Ze blies de rook uit en zag dat het goed was.We bleven nog even, niet te lang. We moesten nog een scenario afmaken. Dat mochten we natuurlijk niet vergeten.