Balthazaar Bosduif is druk bezig
Ik schrijf me te pletter, maar daar merken jullie helaas niks van. Ik ben namelijk voor het eerst bezig met een echt verhaal. Begin, midden, einde. Af.
Nu kan je wel zeggen 'Och, dat schrijft die Bosduif zo vaak'. En terecht! Ik heb dit al zo vaak verkondigd. Maar deze keer zweer ik het: het wordt echt wat.
En weet je waarom? Omdat ik verslaafd ben aan mijn verhaal. Elke busrit, saai lesuur of vrij moment ratelt het in mijn hoofd. 'Moet ik deze zin weglaten?' 'Beschrijf ik wel het juiste moment?' 'Waar gaat het eigenlijk over?'
Het is een beetje een pervers verhaal. Het gaat over mij, een jongen en de liefde. Het is een tragedie, echt gebeurd en niks gelogen. Misschien een tikkeltje egocentrisch, maar ik noem het liever 'uit eigen ervaring: oprecht en herkenbaar.'
Een fragmentarisch voorproefje, speciaal voor jullie (en ook een beetje om de leegte te vullen):
(1)Even bleef het stil. En toen pas drong het tot me door: zijn armen waren daar nog steeds. Om mijn buik en vooral: ze bleven daar. Het bloed schoot naar mijn gezicht. In een vingerknip was de kamer om me heen veranderd. Spanning. Blinde Paniek. Kortsluiting. Shit.
Ik keek om. Hij zat naar me te kijken. Te wachten. Ik wou wel. (2)
'Ik ... ik ...' ik zette nog een paar stappen verder achteruit.
Hij ging recht zitten. 'Sorry.'
Ik zweeg.
'Sorry.'
Ik gooide mijn armen in de lucht.
'Ik ben een gefrustreerd debiel.'
Ik knikte.
'Sorry.'
Er viel even een stilte.
‘Sorry.’
Ik knikte.
(3)
We lagen in een bed dat te klein was voor twee vrienden. Met veel gekreun en gekraak probeerden we zo in elkaar te passen dat we er niet al te veel mee bedoelden. Het hielp niet. Teen voor teen kroop die oude intimiteit weer onder de dekens.
(4)
“Bestaat er een wiskundige studie over liefde? Categorieën van koppels. Tabellen onderverdeeld in ‘succesvol’ en ‘verdoemd’. Procenten, statistieken, grafieken. In alles zit een vaste lijn. Waarom niet in de liefde? Een romanticus zou het verkrachting noemen, maar ik ben niet van dat type. Toch niet in hoge mate. Die tabellen zouden me opluchten. Gevoel zou verantwoord zijn, verlies duidelijk verklaarbaar. Misschien ben ik wel een amoureuze cynicus.”
Lobstar is de naam van een kledinglijn voor vrouwen met één borst. Deze lijn is opgezet door Jeannette van Beveren en Paula van der Post. In 2001 kwamen zij elkaar tegen. Allebei een eigen geschiedenis en allebei met één borst.
Jeannette kreeg in 2000 van de arts te horen dat het knobbeltje dat zijzelf in haar borst gevoeld had een naam had, Ductaal Carcinoom in Situ (DCIS), een voorstadium van kanker. Een amputatie van de linkerborst volgde. In 1995 werd vastgesteld dat Paula aan borstkanker leed. Bij haar werd de rechterborst geamputeerd.
Gekscherend zeggen ze samen wel eens: "Als we naast elkaar staan, dan klopt het weer!". Samen een linker en een rechterborst, "zoals het hoort". Ze vinden dat ze met één borst óók kloppen.
Als ik het ooit zou meemaken, word ik een van hen.
Wondermooi, met humor en lef: LobstarVoor de geïntrigeerden: een quote uit een artikel te vinden bij 'Lobstar>Media':
Per jaar wordt bij ruim elfduizend Nederlandse vrouwen borstkanker geconstateerd. Voor bijna de helft daarvan betekent dat ook het definitieve afscheid van één of beide borsten. In de meeste ziekenhuizen wordt daar behoedzaam en begripvol mee omgegaan. 'Mammacare' heet dat.
Dan komt er na de operatie ook een verpleegkundige om een noodprothese aan te meten. In steeds meer gevallen wordt bij de amputatie meteen een borstreconstructie uitgevoerd. Alleen in een enkel zeldzaam geval zegt de vrouw in kwestie luid en duidelijk 'nee' daartegen.
'Ik wil geen getut met een ding dat niet bij me hoort', riep modeontwerpster Jeannette van Beveren (46) toen in 2000 haar linkerborst werd afgezet. 'Ik wil geen prothese. Ik wil ook geen reconstructie. Ik wil niks.' De mammacare-verpleegkundige van het ziekenhuis in Van Beverens woonplaats Den Haag was even resoluut: 'Dat doe je niet. Dat kun je niet aan. Je ziet er wel sterk uit, maar er zullen mensen heel emotioneel en afwijzend op reageren.'
Van Beveren deed het dus wel en keek verbaasd om zich heen. Waar zijn toch al die vrouwen met één borst? Als er in Nederland ruim honderdduizend vrouwen zijn die borstkanker hebben of hebben gehad, dan moeten er minimaal enige tienduizenden eenborstige vrouwen zijn. Maar je ziet ze niet. Niet in de sauna, niet in het zwembad, niet op tv en niet op straat. 'Alsof je geen borstkanker gehad mág hebben', dacht ze.
Het is natuurlijk een keuze, maar als je dan een tegengestelde richting inslaat wordt pas duidelijk hoe vanzelfsprekend de wereld naar twee borsten is ingericht.
Van Beveren en Van der Post zullen zeker niet roepen dat nu alle vrouwen hun borstprotheses in het vuur moeten gooien, zoals de Dolle Mina's ooit de beha's afzwoeren. 'Maar die keuze moet wel mogelijk zijn, ook in praktisch opzicht', vindt Van Beveren. 'Er gaat niets boven zwemmen en zonnebaden zonder prothese en er is geen zaak met badkleding voor één borst.
Voor vrouwen die geen borstprothese dragen, is asymmetrie een noodgedwongen uitgangspunt. 'We willen niets vullen en niets verhullen', is het motto van de dames van Lobstar en de modellen die vanmiddag meedoen aan de kledingshow.
Ze laten er voornamelijk hun eigen kleding zien die ze de afgelopen tijd bij Lobstar hebben aangeschaft. Een blauw T-shirt bijvoorbeeld, dat aan de kant zonder borst donkere, onregelmatige schuine strepen heeft. Alsof iemand daar met een breed penseel overheen is gegaan. Of een shirt met ruches langs de halslijn die doorlopen over de ontbrekende borst. 'Het gekke is, met twee borsten staat dit helemaal niet', zegt Van Beveren.
Balthazaar Bosduif krijgt een cultuurshock
Zero Degrees: Bangladesh, een vrouw smeekt het dode lichaam van haar man uit de trein te halen. Haar gegil weergalmt door de trein. Twee mannen kijken toe. Ze grijpen elkaars polsen vast en blijven zitten, om problemen te voorkomen. De stationschef sleept het lijk naar buiten. Ze reizen verder. De vrouw blijft gillen in hun hoofd.
Waarom kunnen we niet naar ellende kijken? We zijn bang voor die vreemde, onbekende pijn van anderen. Het zou ons kunnen infecteren. We zouden het kunnen voelen en wat we zelf niet hebben veroorzaakt hebben, horen we niet te voelen. Dat is niet terecht. Het gaat ons niet aan of beter: we hebben het niet verdiend.
Bedelaars worden op straat voorbij gelopen. Het is een grijze routine. Ik doe het ook. Je sust je gedachten met: 'Het is een maffia' of 'Hij zou het opzuipen.' Lelijke gedachte, maar onze dag blijft er zonnig bij. 'S avonds tijdens het nieuws staren we met doffe ogen naar graatmagere kinderlijfjes. We hebben hard gewerkt en we zijn moe. Geen gezeur meer aan ons hoofd. En wat doe je als je op het podium een man basketbal ziet spelen met het lijf van een ander? Jij, de culturele mens. Snel met de lach er over. Haha, grapje. Basketbal, juist ja ... Ze schoven ongemakkelijk over hun stoelen.
Ellende is een blinde vlek. Ik weet niet wat ik er mee moet. Ik ben geen idealist, geen wereldverbeteraar. Maar ik wil er niet voorbij lopen. Ik wil weten dat het bestaat. Waar, wie, hoeveel, waarom, ... En of ik me daarom een ander mens moet voelen of juist verachten, dat is me al helemaal een raadsel.
Balthazaar Bosduif is sprakeloos
"Ik mis je." zei hij. En wat zeg je dan tegen die ene jongen waar je zoveel om gaf, maar waar nooit wat van kwam?Jezus ...
Balthazaar Bosduif heeft verslavingsverschijnselen
Tijdens de zomervakantie heb ik een routine ontwikkeld: elke avond voor ik ga slapen, zet ik mijn tv even aan. Lekker onder mijn dekens naar een gezellige aflevering van het een of het ander kijken. En dan mijn hersenen langzaamaan laten uitdoven. Ik had toch tijd genoeg en de volgende morgen moest ik niet vroeg op. Zo is het ongeveer begonnen, denk ik. Ondertussen heeft die routine nogal een dwingend karakter aangenomen. Ik kan niet meer één, twee, drie in slaap vallen. Mijn halfuurtje bewegend beeld is broodnodig. Kijken of woelen, that's the question. En ik haat woelen, dus mijn keuze is snel gemaakt.Het probleem is dat ik nogal kieskeurig ben. Geen dramatisch gezeur of hyperkinetisch gedoe aan mijn kop voor ik naar bed ga. Ik wil kant en klare illusie: herkenbaar genoeg, maar toch dat tikkeltje perfectheid dat je doet dromen. En er is één serie die daar perfect aan beantwoord: Sex and the city.Dit programma gaat net even wat verder dan de doorsnee Amerikaanse serie. Geen oordelen of melodramatische blikken. Doodgewoon kritisch, recht door zee en heel scherp geschreven. - Voor de freaks, let maar eens op de woordspelingen en de symbolische structuren - Af en toe moet je zelfs je hersens gebruiken om die mijmeringen over sex en relaties te begrijpen. Niet te veel natuurlijk, het blijft entertainment. Je ontsnapt niet aan de liefdesverwikkelingen, maar ze blijven wel binnen de realistische perken. Nu ja, op de spierbundels en mooie meiden na dan, maar daar kijk ik met liefde overheen. Ik ben verkocht. 'Holderdebolder, ik plak met mijn neus tegen het scherm, oh is het nu al gedaan?'- verkocht. Meer, meer, ik wil meer! Godverdomme, ik wou dat ik Sex and the City had verzonnen. (Titel: cfr. dit stukje)
Balthazaar Bosduif is in de war
Ik denk dat ik mijn hoofd ben kwijt geraakt. Dit is geen beeldspraak. Nee, neem het maar letterlijk. Mijn hoofd lijkt even niet meer op mijn lichaam te staan. Ik heb geen controle meer over mezelf. Alsof mijn mond voor zich praat, mijn handen naar eender wat grijpen en mijn benen me overal en nergens heen wandelen. En wat me pas echt bang maakt is dat het maar niet voorbij gaat. Eén dag waarop je als een mummie met concentratievermogen nul rondloopt, is best oké. Daar heeft iedereen af en toe recht op. Maar ik loop al twee weken wazig voor me uit te staren. Ik word behoorlijk droevig van dat in de war zijn. Het zorgt ervoor dat die beschamende kantjes van mij duidelijk zichtbaar worden. Ik begin weer een beetje te stotteren. Letters, woorden, zinnen, ze komen er niet in de juiste volgorde uit of beter nog: ze blijven gewoon steken. Ik ben een chaos, dat weet ik, maar nu komt het toch echt wel de spuigaten uit. Ik kan niets meer neerleggen of ik weet niet meer waar ik het gelaten heb. Of nog erger: Ik raak dingen van andere mensen kwijt en ik kan het niet tegenhouden. Het is om door de grond te zakken.Ik denk dat ik wel weet waarom ik plotseling tilt sla. Rarara, het is van beton, het heeft aula's vol leerlingen en je kan er een heleboel leren. (12 letters) Voor het eerst in een jaar moet ik mijn handen weer uit de mouwen steken en liefst nog een paar armen laten bijgroeien ook. Een paar voor constant een boek vast te houden, extra's voor samenvattingen te maken en liefst nog eentje overhouden om nieuwe contacten te leggen. (En o ja, mijn oude te behouden) Help! Waar ben ik aan begonnen? Je kan het een uitdaging noemen, maar ik word er vooral doodmoe van. En dan weigert mijn hoofd te functioneren. Kom op, een beetje positief denken! Het zal wel wennen, het zal wel wennen, het zal wel wennen ... Toch?
Balthazaar Bosduif schrijft voor LC (2)
Het is hier behoorlijk stil geweest, maar ik heb er een geldige reden voor. Mijn stukje voor LC is uitgelopen tot een echt verhaal. Gewoon vanzelf. Voel je vrij om commentaar te geven, ik zit erop te wachten.
Opdracht: schrijf over obsessie zonder te vermelden welke (ik heb het een beetje veranderd)
'En zo meteen na de reclame, het vervolg van de heruitzending van Big brother' zei een zwoele vrouwenstem, terwijl het logo van het televisiestation over het scherm flitste. ' Frank greep naar de afstandsbediening. 'Ze moet vast oerlelijk zijn, anders zouden ze haar hoofd wel laten zien' dacht hij grimmig. Er was niets op tv. Het was half vijf in de namiddag en alleen een paar kinderprogramma's kweelden kleurijk door zijn woonkamer. Tandeloze schattige grijnsjes deden hem walgen. De laatste keer dat hij er een in het echt kind had gezien, had hij het willen wurgen. Zijn neefje dat de boel bij elkaar krijste omdat er te veel aardappelen op zijn bord lagen. Een half uur lang, terwijl zijn ouders het probeerde te negeren. Zwakkelingen en verwende nesten, geen uitzonderingen.
Frank haatte dit moment van de dag. Als de televisie hem in de steek liet, wist hij met zijn hoofd geen blijf. Kreunend strekte hij zich uit en staarde uit het raam. De mensen leken mieren, zo hoog woonde hij. Zo hoog dat hij geen gezichten kon herkennen, geen monden kon zien bewegen. Ze liepen maar af en aan, de mieren. Hij had er niks mee te maken. Met zijn ene hand graaide hij naast zijn stoel. Hij kreeg een zak chips te pakken en graaide naar de bodem. De laatste kruimels schudde hij van zijn vettige handen in zijn mond. Er bleven stukjes aan zijn lippen kleven. Hij deed geen moeite om ze weg te vegen. De zak chips gooide hij op de grond. Weer tastte hij naast zijn stoel. Alleen meer lege zakken en een berg verfrommelde zakdoekjes. Licht erotische films 's avonds. Daar kon hij dan weer wel van genieten. Hij ging nooit naar de videotheek voor echte porno.
Zijn knieën kraakten toen hij opstond. Hij duizelde even en moest zich aan de rand van zijn zetel vasthouden. 'Ik moet eten' dacht Frank. Sloffend struinde hij naar de keuken. In het deurgat bleef hij even staan. Zijn ogen gingen langs de keukentafel, waar nog alleen een broodplank en wat kruimels lagen, het aanrecht, bedekt met vuil servies. Achteloos tilde hij een paar borden op. Er was niets eetbaars achtergebleven, alleen vastgekoekte resten. In de ijskast hoefde hij niet te kijken. Daar zat niets in. Een ongemakkelijk gevoel bekroop hem. Was er echt niets meer? Snel opende hij een paar keukenkasten. Er lagen alleen lege verpakkingen. 'Shit ...' Met een klap sloeg hij de laatste deur dicht.
Met een verbeten frons liep Frank terug naar zijn zetel. Hij slofte niet meer. Zijn handen klemden zich om de leuning. Buiten op het plein hadden zich een groepje jongeren verzamelt. Ze rookten en dronken iets uit een fles. 'Zatte kloten' mompelde Frank 'Allemaal zatte kloten, het is verdomme half vijf!' Zijn maag kromp samen. Van de honger of van een andere angstwekkende gedachte: hij moest weg, naar buiten. Voedsel halen, in de GB op de hoek. Hij wou er niet aan denken. De reclame was nog steeds bezig.
Het nieuws van acht rolde over het scherm. Frank zat nog steeds in zijn stoel, onbewogen. 'straks gaat de winkel dicht. Straks is hij dicht. Dicht, dicht, dicht' botste het rond in zijn hoofd. Hij had gewacht tot het donker was. Dat zou beter gaan. Als hij straks over straat zou lopen, zou hij die starende ogen niet meteen zien. De mensen staarden altijd naar hem, alsof hij een enorme bulten of builen op zijn gezicht had. 'Ze hebben geen greintje respect, mensen. Staren is onbeleefd. Dat is opvoeding, klootzakken.' Zijn maag gromde als een dolle hond. Het liet een wee gevoel achter. Hij sloot zijn ogen even en telde af 'Drie, twee, één ...'. Als een knipmes stond hij op en snelde het gangetje door de hal in. Op zijn sloffen en de deur nog wagenwijd open.
Driftig hamerde Frank op de liftknop. Hij was vergeten dat die oude hijsbak zo traag als de pest was. 'Kom op ... Kom op ...'hij balde zijn vuisten in zijn zakken, terwijl hij strak naar het pinkende pijltje bleef staren. Omhoog, omhoog, omhoog. Sneller!
'Hij is er meteen hoor' klonk een krakerige oude stem achter de rug van Frank. 'Dat ding gaat het een van deze dagen zeker begeven.' Frank keek niet om. 'Omhoog. omhoog, omhoog.' siste hij voor zich uit, als een mantra die hem zou moeten kalmeren. Het hielp niet, het zweet stond al op zijn bovenlip. 'Alhoewel, hij blijft het wel volhouden, die oude rakker. Net als ik.' De oude stem giechelde een beetje. Frank keek om, een menselijke reflex, oncontroleerbaar. Franks maag maakte een sprongetje: twee heldere ogen en het rimpelig gezicht van een oude dame. 'Bent u mijn buurman?' In haar stem zat een tikkeltje ongeloof 'Ik heb u nog nooit gezien ...' Ze zette een stap vooruit en stak een hand uit. Vol afschuw staarde Frank naar de hand. Ze was bruin en vlekkerig. ze trilde een beetje. 'Ga weg. Rot op!' snauwde hij haar toe. 'Alstublieft, meneer!' weergalmde haar verontwaardigde stem in de lege hal. Frank was al door de rode, zware trapdeur verdwenen.
De weg naar de winkel deed hij op een holletje. Hij voelde ogen prikken in zijn rug, ook al waren het maar roze wazige figuren, die aan hem voorbij flitsten. Hij wist het, hij wist het, hij wist dat ze zouden kijken ... Frank verhoogde zijn tempo. Voor de elektrische deuren bleef hij hijgend staan. Door het raam zag hij de kassa's en de rijen die stonden aan te schuiven. Het waren er veel, met massa's boodschappen. De witte lichten schenen in zijn ogen. Hij duizelde.
'Hé ... hé ... Hallo?!' Frank keek op. Het was een man, half verscholen achter een berg bierbakken. Frank kon hem ruiken. Hij stonk naar een enorme assenbak. 'Mag ik is passeren? Hé ... hallo?! Zeg idoot, mag ik is langs?!' De man rolde zijn kar op Frank af. 'Hij gaat me aanrijden!' flitste er door Franks hoofd. Met een gil sprong hij opzij. In drie stappen stond hij in de winkel. Hij zag de man mompelen door het glas.
Frank sloeg de eerste gang in. Zuivel. Koude, witte doosjes op lange rijen. Hij grabbelde er een paar vast en propte ze onder zijn armen. 'Blikken. Waar zijn de blikken? Waar? Ik wil blikken. Waar zijn ze?' raasde het door zijn hoofd. Doodstil bleef hij staan, de eieren onder zijn oksels geklemd. 'Ze moeten hier ergens zijn!'
Er liep een dame voorbij. In haar karretje zat een baby. Hij blies spuugbelletjes. Frank staarde ernaar, spuuglippen die natte bellen lieten knappen. Knappen. De baby kirde. Moeder wreef hem even over het hoofdje en sprak een paar hoge kirrende woorden terug. Frank liet de eieren los. Hij hoorde ze breken, maar keek niet om.
De blikken stonden aan de andere kant van de winkel. Frank greep er naar, lukraak. Bonen, erwten, ravioli en hondenvoer tot hij niets meer kon dragen. Een kassa riep een paar droge woorden door de luidsprekers. Juist ja, daar moest hij heen.
De rij werd korter. Kassa's kon hij beter verdragen. Niemand pleegt je daar aan te kijken, dat is een sociale code. Voorzichtig liet hij de blikken vanuit zijn armen op de band glijden. Nog drie mensen en hij was aan de beurt. Hij zou het wel halen, zolang hij maar strak naar de sigaretten bleef staren. 'Meneer, hebt u een klantenkaartje?' Er zat een meisje achter de kassa. Ze keek hem niet aan, maar trommelde met haar vingers op de ijzeren kassala. Ze leek op ... ze leek op die vrouw van gisteren. Op televisie. Blonde haren en grote borsten. Lukraak zoenen en hijgen. Dat deed ze toen. Hij had haar graag gezien. Ze was mooi. Toen, virtueel. Frank keek nog een keer. Ze schudde haar haren voor haar gezicht. Dat deed ze gisteren ook.
'Meneer?' Frank schudde verward zijn hoofd. Ze begon te scannen. Soepele handen. Steeds dezelfde bewegingen. Hij kreeg het er warm van. Zou ze? Zou ze dezelfde zijn? Overdag hier, 's nachts naakt voor een camera? God, wat was ze toen mooi. 'Dat is dan 20 euro 75, meneer.' Hij gooide het geld voor haar neer. Routineus haalde ze het wisselgeld uit de la en stak het naar hem uit. Haar hand. Het geld lag in haar hand. Frank moest slikken. Hij haalde zijn eigen hand uit zijn zak. Hij slikte nog een keer. Misschien was ze het wel echt. En dan had hij haar aangeraakt. Verwart keek het meisje op. Blauwe ogen. Nee, dat klopte niet. Ze was iemand anders. Het sloeg hem in het gezicht. Frank zette het op een lopen. Bij de uitgang kotste hij zijn lege maag nog leger.
Balthazaar Bosduif moet nog zoveel zien
Ik kan zo van die dagen hebben. Zo van die dagen waarop ik alles wil begrijpen. De hele wereld in mijn hoofd, alle begrippen en gebeurtenissen in mijn hand om mee te spelen. Meestal eindigt die dag in mineur. Ik in m’n eentje de straat op, liefst nog als het regent met heel veel rimpels op mijn voorhoofd. En dan maar denken: ‘Het lukt me nooit, het lukt me nooit.’
Vandaag zat ik naar Ramsey Nasr te staren. Hij sprak over Palestina. Het was geen typisch gewauwel over Israëli in tanks en arme kansloze Palestijnen. Hij schetste een realistisch beeld: mensen die droevig zijn omdat ze de foto van hun moeder hebben achtergelaten. Of gefrustreerd omdat ze hun huis niet uit kunnen om een kopje thee te drinken met hun buren.
Plotseling kwam dat gevoel weer in me opwellen. De wereld was onmetelijk groot en ik een speldenprikje. De woorden uit Ramsey Nasr's mond vertelden een verhaal dat je maar zelden hoort. Doodgewoon, oprecht de waarheid. Ik keek op naar die ontzettend knappe man en ik dacht: ‘Ik kan die dingen nooit meemaken.’ Hij was er milder door geworden, maar tegelijkertijd had hij er een vreemde soort passie aan overgehouden. Het maakte hem dolgelukkig dat hij zijn verhaal kon vertellen en dat werd geluisterd.
Ik moet nog zoveel dingen zien, zoveel mensen leren kennen. Echt leren kennen. Ik, met mijn voeten in de werkelijkheid. Geen televisie die me wat politiek gekleurde reportages in de nek schuift op zondagavond. Maar gewoon, oog in oog en zelf conclusies trekken. Mijn ingebakken vooroordelen losschudden, algemene beelden aan stukjes scheuren. Godverdomme, ik weet zo weinig, maar mijn conclusies heb ik wel al klaarstaan. Ik wil het niet meer!
Balthazaar Bosduif is gestoord
Ik geloof dat iedereen wel een absurd of gek kantje heeft. De ene wil misschien niet toegeven dat hij in aliens gelooft, een ander moet nog snel zijn knieën drie keer aantikken voor hij in zijn bed stapt. Wij, de zotten, zijn met meer dan u zou denken. Maar goed, het gaat over mijn gek gedrag. Ik, B. Bosduif, ben als de dood voor mijn eigen verbeelding. U kent het syndroom wel hoor. Het komt ongeveer hier op neer: 'Mama! er zitten monsters onder mijn bed!'. Ik moet met blozende wangen toegeven dat ik nooit uit die fase ben gegroeid. Die duistere wezens zitten er nog steeds, klaar om in mijn tenen te bijten. Het eigenlijk om je te schamen. Ik ben achttien en kan geen griezelfilm of thriller kijken zonder diezelfde nacht mijn nachtlamp te laten branden. Niet dat dat veel helpt hoor, want als ik mijn ogen sluit komen de krijsende, starende en dreigende gezichten nog steeds op me af. Maar dat lampje moet aan. Want als ik mijn ogen weer open sla, kan ik meteen heel duidelijk zien dat ze er echt niet zijn en weer heel even opgelucht ademhalen. Tot mijn zelfgemaakte, martelende verbeeldingsprojectie vanzelf weer begint. En zo gaat het de hele nacht door. Open en dicht en open en dicht ... Ontzettend vermoeiend, maar slapen doe ik niet.Het is absurd en ik heb het echt niet onder controle. Mijn fantasie gaat er gewoon met mijn gezond verstand vandoor. Inderdaad ja, het is quasi onmogelijk dat dat dolle, seniele, bezeten wijf plotseling haar neus tegen het raam zou drukken waar ik met mijn rug naar toe sta. Maar waarom ben ik er dan toch bang voor? Waarom blijft het maar in mijn hoofd malen en hermalen?Heeft iemand een pyschologische verklaring? Alsjeblief? Alsjeblief?