Balthazaar Bosduif heeft een profetische ervaring
We gingen bijna vertrekken, Oskar en ik. We hadden een avondje Camargue achter de rug. Gepraat over ons, anderen, projecten en de hele wereld. We stonden op het punt om net weg te gaan. Maar Oskar moest nog even naar het toilet.
De man aan de overkant wenkte me. Dat gebeurd wel meer in de Camargue. Toevallige gesprekken met mannen uit Wilrijk over Griekse restaurants, dat hadden we daar al een keer meegemaakt.
Ik stapte dus op het andere tafeltje af.
‘Zijn jullie een koppel?’ vroeg een man aan de andere kant. Ik schatte hem halverwege de dertig. Hij was kaal en droeg een ruitjeshemd. Heel eenvoudig allemaal. Hij zoende vaak de barvrouw, had ik die avond opgemerkt.
‘Nee, we zijn beste vrienden.’ zei ik en glimlachte.
De man lachte uitgelaten naar de vrouw die over hem zat. ‘Ik heb het je nog gezegd!’
‘Hoezo?’ vroeg ik oprecht geïnteresseerd.
‘De chokotoff.’
Ik had eventjes daarvoor Oskar een chokotoff gegeven en er ook nog eentje voor mezelf uit mijn tas gehaald.
‘We hebben een beetje naar jullie zitten kijken. Jullie zijn heel erg mooi samen. Jij hebt een mooie glimlach en hij heeft charmante ogen.’
Ik moest er om lachen.
‘Nee, we hadden gewed. Als jij de chokotoff in twee had gebeten en de helft aan hem had gegeven dan waren jullie verliefd. Als je hem niet had gedeeld en een andere had boven gehaald dan waren jullie hele goede vrienden.’
Oskar kwam even op mijn schouder tikken en vertelde wat over zomeractiviteiten. Ik had er geen oren naar.
Ik keek de man even in de ogen. Hij leek eerlijk en spontaan. De vrouw glimlachte ontspannen. Ze had hele lange zwarte haren.
‘Mogen we bij jullie komen zitten?’ vroeg ik. Van deze mensen wilde ik meer horen.
Ze maakten meteen plaats, dat is de normale gang van zaken in de Camargue.
We informeerden hen over hoe oud we waren, wat we deden, hoe lang Oskar en ik elkaar al kenden. Maar dat was niet waar deze mensen over ons wilde horen. Ze wilden ons leren kennen, doorboren blijkbaar.
‘Eens kijken of we gelijk hebben.’ Zo beschreef de man het. Hij heette Mark, ging trouwen met de barvrouw en las haar zoontje elke dag Harry Potter voor.
We spraken over wat we daarvoor al hadden gesproken. Het nieuwe project voor de zomer. Een kortfilmpje over hoe sommige dingen gewoon toevallig kunnen samenvallen en gebeuren. En andere dingen dan weer niet. We kregen complimenten. Origineel concept.
Langzaam aan begon het gesprek zich in twee te splitsen. Tussen Oskar en Mark bleek het goed de klikken. Ik weet niet waar ze allemaal over hebben gepraat, ik was verwikkeld in een gesprek met de vrouw naast me. Denise, psychologe en fan van fanatieke meditatie. In een mum van tijd gingen we over van schoolwerk naar levenswijsheid.
‘Het gaat allemaal om de handeling,’ zei ze ‘te veel mensen stellen een doel en willen het meteen bereiken. Je moet je onderwerp langs alle kanten bekijken, leren kennen en er dan je eigen draai aan geven’ Ze legde het uit met de aansteker waar ik mijn honderdduizendste sigaret mee aanstak.
‘De handeling, daar gaat het om. Je moet een beetje trainen en je doel langzaam aan bereiken. Stapje voor stapje.’ Ze was ontzettend sereen.
Ik knikte en deed moeite om mijn mond niet open te laten hangen. Ik zat in een bruine kroeg en Denise, een vrouw die mij van haar nog pluim kende, legde haar aardige vinger op mijn zwakke plek.
Ik slikte de brok in mijn keel weg en pikte in op het gesprek van Oskar en Mark. Ik legde het project van mijn 'fastfoodverhaal'-keten voor. Ik weet al niet meer wat ik allemaal zei, maar het klonk wel vurig.
Mark luisterde en knikte. Het werd even stil.
‘Jij bent de arrogante van de twee.’
Ik barste in lachen uit. Dit ging te ver. Hij ging te ver. Maar het was waar.
Mark zwaaide zijn vinger in mijn richting. ‘Jij gaat jezelf nog citeren. Dat zeg ik je nu al.’
Oskar grinnikte. ‘Hij slaat spijkers met koppen.’
Ik wist niet of ik beledigd moest zijn. Ik besloot niets te zijn. ‘Dit komt op mijn weblog.’ Zei ik. Dit was onmogelijk. Dit was onmogelijk. Onmogelijk! danste het in mijn hoofd.
De jongens grinnikten even en stortten zich terug op hun gesprek. Over media, dromen en vooral heel veel complimenten.
Ik hoorde ze niet eens.
Denise en ik praatten over scenarioschrijven.
‘Weet je wat je moet doen?’ zei ze.
Ik schudde ondertussen gedwee mijn hoofd. ‘Soms kom je iemand tegen van wie je denkt, dat is het personage dat ik zoek. En dan moet je er op afstappen en een beetje in het rond vragen. Verzin een verhaaltje en vraag hoe ze het zich voorstellen. Vraag hoe het verder zouden gaan. In alles zit iets van jezelf, maar het verhaal van anderen is ook wonderlijk. Leer ook hen kennen.’ Zo ging ze nog wel even door.
Het huilen stond me ondertussen nader dan het lachen.
Er toen kwam er een tijd om op te stappen, even plots als het gesprek gestart was. Alles was gezegd.
‘Jullie zijn charmante jeugd’ zei Mark. ‘Jullie komen er wel. Jij -hij wees naar mij- zal hem verder drijven en hij zal je met je voeten op de grond houden. Het gaat jullie goed, samen. ’
Ik tastte in mijn handtas. En haalde er vier chokotoffen uit en legde ze één voor één op tafel. Een bekroning van de avond. Iedereen moest er om glimlachen. Ontroerd, haast melancholisch. We namen afscheid en beloofden terug te komen.
Buiten de Camargue schreeuwden Oskar en ik de longen uit ons lijf en renden naar de hoek van de straat. ‘Wat was dat? Wat was dat?’ hijgden we naar elkaar en we schudden ongelovig onze hoofden. ‘Niet te geloven, niet te geloven. Niet. Te. Geloven.’ En we hebben elkaar stevig vastgepakt en voor lang niet meer losgelaten. Er zijn avonden die klikken. Er zijn gewoon dingen die klikken. Waarom? Daarom, blijkbaar. Vierentwintig juni leek wel een religieuze ervaring, bij toeval en wonderschoon.
Ik ga nooit meer gewoon een chokotoff kunnen eten ...