maandag, februari 16, 2009

Balthazaar Bosduif begint opnieuw

Ik schrijf terug stukjes. Maar niet hier. Een nieuwe stijl en nieuwe kleuren, maar nog steeds met een snuifje Wiedus. Ik ben en blijf tenslotte mezelf. Mijn nieuwe weblog heet:

woensdag, juni 20, 2007

Balthazaar Bosduif houdt er mee op

Ik stop. Soms zijn er zo van die dingen die gewoon gedaan zijn. Zo van: 'Genoeg. Het is heel erg leuk geweest, maar nu heb ik er gewoon geen zin meer in.' Het is een vreemd gevoel, maar het lijkt alsof het klopt. Tijd om aan iets nieuws te beginnen.

Er staat veel schrijfgedoe op me te wachten. Een scriptie, een echt verhaal, tienduizend losse ideeën en daar ga ik me eens mee bezighouden. Misschien ga ik ooit nog wel een keer terug loggen. Maar dan, dan moet het helemaal anders. Geen blogger meer, maar een site die ik zelf heb bedacht.

Het lijkt alsof in Wiedus een heel ander meisje zit, dat ik nu niet meer zo goed ken. Ze droeg van die bloemetjesjurkes en reed op een hele kleurige fiets door de stad. Daar zag ze oude hondjes die met hun omaatjes op stap waren en dat vond ze fantastisch. Ze kleurde het plaatje wat bij en besloot het zelf maar te gaan geloven.

Nu rij ik door dezelfde straat en de oma die achter haar hondje aanschuifelt, is er nog steeds. Maar ik weet niet zo goed meer wat ik er mee moet doen. Dan denk ik, ja 't is wat voor Wiedus. En dan heb ik eigenlijk geen zin om te overdrijven. Stiekem wil ik niks anders dan een kop koffie en een krant. Dus trap ik maar door op mijn nieuwe rode fiets.

Als ik het zo neerschrijf, klinkt het plotseling erg saai. Maar zo voelt dat helemaal niet. Er zijn nu gewoon andere dingen zijn waar ik dol enthousiast over kan worden. En dan overdrijf ik weer, begin ik weer te verzinnen. Dat is het dus. Een mens verandert af en toe een beetje. Niet echt veel, het zit in details. Zoals stoppen met een weblog. Ziezo.

Nu nog een manier vinden op dit allemaal veilig bij te houden.


(Het lijkt wel een stoelendans: mijn lief heeft net een blog opgestart. Ga eens op Stillboard kijken.)

donderdag, april 19, 2007

Balthazaar Bosduif op de baristajam (2)


eerste deel
Dat klonk al erg precies, maar het werd nog exacter.


Een goede espresso maken is bijna een wetenschap. Je moet veel testen, veel proeven en veel aanpassen. Een espresso staat en valt bij de doorstroming. Een echte barista moet kijken hoe de koffie in het kopje terechtkomt. Gaat het te snel of te traag? Vormt de koffie een licht of een donker crema? Het is een kunst om de koffie met een tamper zo egaal mogelijk bij de filter te laten aansluiten. Misschien moet je met groffere koffie werken of omgekeerd. Gemiddeld moet een espresso op zo’n 24 à 25 seconden doorstromen, dat zorgt voor een aangenaam crema.
Temperatuur is natuurlijk ook van belang. Niet alleen tijdens de doorstroming, maar ook wanneer het al in je kopje zit. Koffie verandert namelijk van smaak bij het afkoelen. Dan moet je maar weten of je je tong moet verbranden of nog even op je dorst moet zitten, om de optimale smaak te proeven.

Naar het einde toe kwamen nog een paar extraatjes. Meer cappuccino-informatie. Ik lust geen melkschuim, maar nu kan ik er wel commentaar op geven. Het hoeft geen hels lawaai te geven, je moet het zachtjes luchtig maken en walsen. Zo blijft het stevig. Met melkschuim kan je ook leuke dingen doen. Je kan er mee tekenen of er figuren in maken met chocolade. Die koffie werd niet opgedronken, niemand durfde het kunstwerkje stuk te maken. Ondertussen liep de klok al naar het openingsuur en er stond al een klein groepje koffieverslaafden buiten te wachten. Toen hebben we maar besloten snel af te ronden en na al die praatjes eindelijk een echte koffie te drinken.

Nu ik de basis van het hele koffieproces wel ongeveer in mijn hoofd heb, wordt het tijd om zelf te experimenteren. Ik wil mijn eigen koffielaboratorium starten. Bonen kiezen, branden en malen. Koffie kijken en proeven, om dan het toch nog niet helemaal perfect te vinden en zelf verder te knutselen aan mijn perfecte espresso. Dat wil ik. Nu eerst nog een espressomachine kopen.

dinsdag, april 17, 2007

Balthazaar Bosduif op de Baristajam (1)

Het verslag van mijn eerste baristajam.

Op een zonnige zondagmorgen kwamen de koffieliefhebbers binnengesijpeld. Perfect weer voor een lesje espresso brouwen. Er lag een landkaart op tafel en daar rond een hele reeks koffiebonen. Van groen naar bruin tot bijna zwart. Drie grote koffiecontinenten werden besproken: Zuid-Amerika, de bergrijke gebieden in Afrika en tenslotte Oceanië. Hoe zuidelijker, hoe beter, blijkt een koffiemotto. Daarom, koop nooit Robusta uit Vietnam. Die is naar het schijnt niet te drinken.

Er volgde een rondje koffiebonen bestuderen, van vaal groen naar glinsterend bruin. Ongebrand kan je verschillende boonsoorten ook herkennen aan hun schijn. De ene heeft iets blauws, de andere iets geels. Sommige hebben een schilfertje, sommige niet. Er werd aan de kleine glaasjes gesnuffeld en doorgegeven. Ik probeerde alvast de namen te onthouden. Yergacheffe, Brazil Santos of Salvador Picacho. Het klinkt ook allemaal zo prachtig.

Daarna konden we koffiesoorten proeven. Dat noemen ze ‘cupping’: een rij kommen met op elke bodem een andere koffie. Warm water er bij en afscheppen. Proefkonijnen krijgen een lepel om te proeven. Je hoort het op te slurpen en daarna krachtig uit te spuwen. Natuurlijk moet je dan op dingen letten: hoe de koffie eerst aanvoelt in je mond, welke smaken je kan onderscheiden (de grondsmaak of de asiniteit: gras, bessen, chocolade, hout) en natuurlijk de nasmaak. Er werd uitgebreid geslurpt, nageslurpt en nog een keer geslurpt. Cupping is heel boeiend, vooral als je degene bent die de meest afgekeurde soort echt wel lekker vindt.

Terwijl wij nog na nipten van een glaasje water, legde Rob uit hoe precies het espressoproces wel niet is. Het begint bij de keuze van een boon of de samenstelling van verschillende soorten, daarna moet je ze gaan branden. Het gaat er om hoelang je ze roostert. Hij situeerde een goede espressotijd net voor of net na de tweede ‘krak’. Koffiebonen knappen op bepaalde tijdstippen op een bepaalde temperatuur. Dat geluid wordt de maatstaf. Een knak-as, erg mooi vond ik dat.
Hoe langer hoe zwarter, hoe sterker de geur, hoe sterker de smaak. Dat is logisch.
Het malen is ook een kwestie van wikken en wegen. Elke machine geeft een andere smaak. Hoe scherp is je maalschijf nog? Grote korrel of kleine korrel? Zodra de koffie gemalen is, moet je ze zo snel mogelijk gebruiken. De smaak van verse koffie gaat natuurlijk boven alles. Elke minuut er voorbij gaat verliest het zijn kwaliteit.

Vervolg volgt

zondag, april 15, 2007

Balthazaar Bosduif maakt een uitstapje








zaterdag, maart 31, 2007

Balthazaar Bosduif schrijft fragmenten

Mensen lachen zo mooi als ze zoenen.

Ik ben voor het eerst naar een echt symfonisch orkest gaan luisteren in de blauwe zaal van de Singel. Ze brachten de symfonie van Gustav Mahler.
Ongelooflijk. Indrukwekkend.
Natuurlijk wist ik niet waar eerst kijken. De blauwe zaal, de muzikanten, het stemmen. Het plechtige decorum deed me erg kafkaësk aan. Ik snap nog steeds niet waarom de eerste violist bij de start een hand krijgt, die doorgeeft aan de tweede en de derde in de kou blijft staan. En op het einde moet je wel heel erg lang applaudisseren, terwijl ze toch geen bisnummers geven. Sommige mensen roepen dan: 'Bravo! Bravo!'. Gekke muziekliefhebbers.

Wat meteen opvalt is dat er zoveel verschillende mensen in een symfonisch orkest spelen. De echte hippe jongens dragen een slippenjas en zo van die buikbanden, zodat hun hemdjes mooi opvallen. Sommige vrouwen hebben zo van die galajurken met flapperdingen aan hun mouwen, terwijl anderen gewoon een zwart truitje dragen. Er was een gekke muzikant die zo in de muziek opging dat hij heel griezelige blikken maakte en aan heel het publiek zijn harige benen liet zien.
Een orkest heeft ook zoveel kleine verschijnseltjes: zoals het dansje van de dirigent, of hoe de strijkers na een tijd een paar haren kapot spelen en de tijd niet vinden ze er af te halen en ze maar heen en weer laten fladderen. Ik wist niet dat een triangel een heel orkest kon overstemmen, tot een andere percusionnist met een gigantische hamer op iets sloeg en een enorme klap veroorzaakte. Dat moest dan de dood betekenen, las ik later. Zoveel te horen, zoveel te zien. O ja, het mooiste meisje van heel het orkest speelde pauken …

Ik zat op de tram naar huis en staarde uit het raam. Daar zag ik: een hele lange joodse meneer met een kindje op zijn schouders. Op het hoofdje had hij zijn eigen reuzehoed gezet. Dat was een mooi zicht. In het donker leek het wel de grootste man van de wereld met een wiebelhoed. Of die undercover oma van ‘Les triplette de belleville’.

Wat heb ik Jasper gemist.

donderdag, maart 29, 2007

Balthazaar Bosduif komt bij de warme bakker

Ik stond op een zondag bij de bakker aan te schuiven. Op pad gestuurd voor brood en zelfs misschien wel koffiekoeken. Buiten stond ondertussen een rijtje mensen te wachten, maar ik stond al lekker binnen. Het rook er heerlijk. De dames snelden heen en weer op hun gebruikelijke tempo en één voor één werd onze bestelling opgenomen. Van sandwiches tot zondagse taarten. De broodsnijmachine rammelde en de zakken ritselden alsof het een lieve lust was.

Het voelde allemaal zo zondagochtend en ik liet mezelf een beetje weg doezelen. Warme bakkers zijn schatten, peinzde ik. Een echte goeie, zondagse warme bakker is goud waard.
Ik was bijna aan de beurt toen een stemmetje de hele rij opschrikte.
'Maar... maar mama, die mevrouw heeft te kleine korstjes!' Het was een meisje en ze zeurde net wat te luid. Het was plotseling erg stil in de winkel.
De moeder draaide zich met een ruk naar haar om en deed een paniekerige ssstT-beweging. Ze bleek nu plotseling wel haast te hebben bij het afrekenen.
Het meisje draaide wat heen en weer op haar hielen. Ze begreep het allemaal niet zo goed. Ze wilde gewoon een korstje om op weg naar huis op te kauwen. En deze keer echt een grote.
Ze besloot er dan maar een schepje bovenop te doen en riep luid 'Maar dat is toch waar!'
De moeder grabbelde het brood bij elkaar, greep haar kind halvelings bij de elleboog en sleurde haar mee naar buiten. Je hoorde nog een spoor van kreetjes de straat over steken.

Tja, zij wist natuurlijk niet dat de hele rij stiekem toch wel even naar de borsten van de bakkersvrouw moest gluren. 'Van korstjes krijg je borstjes', zei mijn papa vroeger altijd. Daar kon ik niet goed tegen. Ik vond borstjes maar vies, ik kreeg daar altijd een rood hoofd van en dan moest papa lachen.
Verschrikkelijk tijden.

Ik euh-de mijn bestelling en ze sneden mijn brood. Tegelijkertijd vroeg ik me af of dat ooit een campagne was geweest, in de tijd dat er nog geen pedofielen bestonden. In ieder geval is het een klassieker, een reflex zelfs. Je zou het bijna gaan geloven. Volgens mij wordt hij van generatie op generatie doorgegeven, vanaf de eerste keer dat dat arme korstje onder de tafel wordt weggemoffeld.


Toen ik mijn wisselgeld in mijn zak stak en naar buiten liep, dacht ik nog even: Zou ‘Eerst blabla en dan boem boem’ ook zo een icoon worden? Of is die al passé? Hij rijmt alvast niet zo gezellig.
Ik stapte op mijn fiets en besloot snel naar huis te gaan. Ik had honger, maar het korstje bleef in de zak zitten. Ik heb nu toch lekker echte borsten.