zaterdag, maart 31, 2007

Balthazaar Bosduif schrijft fragmenten

Mensen lachen zo mooi als ze zoenen.

Ik ben voor het eerst naar een echt symfonisch orkest gaan luisteren in de blauwe zaal van de Singel. Ze brachten de symfonie van Gustav Mahler.
Ongelooflijk. Indrukwekkend.
Natuurlijk wist ik niet waar eerst kijken. De blauwe zaal, de muzikanten, het stemmen. Het plechtige decorum deed me erg kafkaësk aan. Ik snap nog steeds niet waarom de eerste violist bij de start een hand krijgt, die doorgeeft aan de tweede en de derde in de kou blijft staan. En op het einde moet je wel heel erg lang applaudisseren, terwijl ze toch geen bisnummers geven. Sommige mensen roepen dan: 'Bravo! Bravo!'. Gekke muziekliefhebbers.

Wat meteen opvalt is dat er zoveel verschillende mensen in een symfonisch orkest spelen. De echte hippe jongens dragen een slippenjas en zo van die buikbanden, zodat hun hemdjes mooi opvallen. Sommige vrouwen hebben zo van die galajurken met flapperdingen aan hun mouwen, terwijl anderen gewoon een zwart truitje dragen. Er was een gekke muzikant die zo in de muziek opging dat hij heel griezelige blikken maakte en aan heel het publiek zijn harige benen liet zien.
Een orkest heeft ook zoveel kleine verschijnseltjes: zoals het dansje van de dirigent, of hoe de strijkers na een tijd een paar haren kapot spelen en de tijd niet vinden ze er af te halen en ze maar heen en weer laten fladderen. Ik wist niet dat een triangel een heel orkest kon overstemmen, tot een andere percusionnist met een gigantische hamer op iets sloeg en een enorme klap veroorzaakte. Dat moest dan de dood betekenen, las ik later. Zoveel te horen, zoveel te zien. O ja, het mooiste meisje van heel het orkest speelde pauken …

Ik zat op de tram naar huis en staarde uit het raam. Daar zag ik: een hele lange joodse meneer met een kindje op zijn schouders. Op het hoofdje had hij zijn eigen reuzehoed gezet. Dat was een mooi zicht. In het donker leek het wel de grootste man van de wereld met een wiebelhoed. Of die undercover oma van ‘Les triplette de belleville’.

Wat heb ik Jasper gemist.

donderdag, maart 29, 2007

Balthazaar Bosduif komt bij de warme bakker

Ik stond op een zondag bij de bakker aan te schuiven. Op pad gestuurd voor brood en zelfs misschien wel koffiekoeken. Buiten stond ondertussen een rijtje mensen te wachten, maar ik stond al lekker binnen. Het rook er heerlijk. De dames snelden heen en weer op hun gebruikelijke tempo en één voor één werd onze bestelling opgenomen. Van sandwiches tot zondagse taarten. De broodsnijmachine rammelde en de zakken ritselden alsof het een lieve lust was.

Het voelde allemaal zo zondagochtend en ik liet mezelf een beetje weg doezelen. Warme bakkers zijn schatten, peinzde ik. Een echte goeie, zondagse warme bakker is goud waard.
Ik was bijna aan de beurt toen een stemmetje de hele rij opschrikte.
'Maar... maar mama, die mevrouw heeft te kleine korstjes!' Het was een meisje en ze zeurde net wat te luid. Het was plotseling erg stil in de winkel.
De moeder draaide zich met een ruk naar haar om en deed een paniekerige ssstT-beweging. Ze bleek nu plotseling wel haast te hebben bij het afrekenen.
Het meisje draaide wat heen en weer op haar hielen. Ze begreep het allemaal niet zo goed. Ze wilde gewoon een korstje om op weg naar huis op te kauwen. En deze keer echt een grote.
Ze besloot er dan maar een schepje bovenop te doen en riep luid 'Maar dat is toch waar!'
De moeder grabbelde het brood bij elkaar, greep haar kind halvelings bij de elleboog en sleurde haar mee naar buiten. Je hoorde nog een spoor van kreetjes de straat over steken.

Tja, zij wist natuurlijk niet dat de hele rij stiekem toch wel even naar de borsten van de bakkersvrouw moest gluren. 'Van korstjes krijg je borstjes', zei mijn papa vroeger altijd. Daar kon ik niet goed tegen. Ik vond borstjes maar vies, ik kreeg daar altijd een rood hoofd van en dan moest papa lachen.
Verschrikkelijk tijden.

Ik euh-de mijn bestelling en ze sneden mijn brood. Tegelijkertijd vroeg ik me af of dat ooit een campagne was geweest, in de tijd dat er nog geen pedofielen bestonden. In ieder geval is het een klassieker, een reflex zelfs. Je zou het bijna gaan geloven. Volgens mij wordt hij van generatie op generatie doorgegeven, vanaf de eerste keer dat dat arme korstje onder de tafel wordt weggemoffeld.


Toen ik mijn wisselgeld in mijn zak stak en naar buiten liep, dacht ik nog even: Zou ‘Eerst blabla en dan boem boem’ ook zo een icoon worden? Of is die al passé? Hij rijmt alvast niet zo gezellig.
Ik stapte op mijn fiets en besloot snel naar huis te gaan. Ik had honger, maar het korstje bleef in de zak zitten. Ik heb nu toch lekker echte borsten.

zaterdag, maart 24, 2007

Balthazaar Bosduif schreef ooit een begin

In een zweem van precaféaanse onwikkeling geschreven. Je kan het op z'n minst zeemzoet of nostalgisch noemen. Maar nu ik het na een half jaar teruglees, lijkt het nog lang niet zo slecht.

In de grote stad was een bistro waar geen man kon voorbij lopen zonder zijn nek te breken. Achter het sierlijk beschilderde glas dronken elegante dames koffie uit porseleinen kopjes. Hun rode welgevormde lippen lieten nooit sporen na. Ze legden zorgvuldig witte servietten op hun gebloemde schoten en namen kleine hapjes van warme appeltaarten. Nooit keken ze naar buiten, ze glimlachten en knikten enkel naar elkaar.

Af en toe waaiden er geruchten door de stad en fluisterde de mensen dat het dochters van een rijke baron waren, maar dat hadden ze maar van horen zeggen. De volgende dag werd luid beweerd dat dat niet waar was. Het waren allemaal minnaressen van een machtige oliesjeik uit het Oosten. Er werd een tijdje over schande en liefde gepraat. Daarna werd het weer stil. Wat de waarheid was, dat wist niemand.
Toch waren alle inwoners het over één ding eens. Die dames waren de mooiste dames die ze ooit hadden gezien. Ze waren zo mooi dat vrouwen hun echtgenoot om de oren sloegen wanneer ze met open mond bleven staren. Stoere jongens logen dappere verhalen over gestolen kussen in het midden van de nacht. Niemand die hen geloofde, maar dat wa sniet erg. Er werd gestruikeld, gebloosd en gesmacht, maar niemand durfde naar binnen te gaan.

Ooit, heel lang geleden, was er wel een man geweest die dapper genoeg was. De omstanders vertelden later dat wanneer hij de deur opende een belletje een tinkelend deuntje speelde. Even zag men de dames hun frele hoofdjes draaien in de richting van de deur. Het duurde niet lang. De man werd nooit meer terug gezien. Sinds die dag hielden de stedelingen zich op een veilige afstand.

zondag, maart 18, 2007

Phara De Aguirre praat over borstkanker

Je kent ze wel. Phara De Aguirre, de vrouw van Terzake. Ze sabelt in interviews politici neer met kritische vragen. Zonder een traan te verpinken kondigt ze weer een vreselijke documentaire aan voor Panorama, waarna je dan behoorlijk misselijk kan zeggen dat je toch blij bent dat je ze gezien hebt.

Het is een wijf met ballen, die Phara. Ik heb haar altijd bewonderd, maar zelf had ik dat niet echt door. Ze is zo op de hoogte. In haar stem klinkt nooit een greintje sensatie, altijd een kritische ondertoon. Licht spottend zelfs. Ze kondigt het nieuws aan en het lijkt alsof ze het stiekem wel beter weet, maar ze dat niet hoeft te vertellen. Ze is zo een beetje wat ik ook wil zijn. Een prachtige vrouw.

Ik had niet door dat ze van de televisie was verdwenen. Ik lees vaker de krant, dan dat ik naar tv kijk. Maar inderdaad ze presenteert geen Ter Zake meer. Vanavond kwam ik er toevallig achter waarom: Phara De Aguirre heeft borstkanker en Alaska, een programma van Radio 1 maakte een reportage over haar. Ik ben in de keuken blijven zitten om te luisteren.
Zomaar, zonder dat ik het opmerkte.

Ze gaat geen taboe uit de weg. Van therapie naar wonden tot statistische cijfers over de dood. Ze beschrijft de kleine conflicten en gevolgen: met een kaal hoofd achter de computer zitten is behoorlijk moeilijk. Hoe zorg je er voor dat je kinderen je nu met één borst aanvaarden? En wat nu met seks? Heel eenvoudig, een schets van een leven met borstkanker.

Maar wat me echt raakte was dat ze zo mooi was. Ze is zo eerlijk, recht door zee. Bijna poëtisch en toch zo godverdomme EERLIJK. Zelfs met borstkanker kan ze tegen een stootje. Ze vertelt hoe ze zich met grapjes probeerde recht te houden, hoe ze probeerde voor haar kinderen een gezonde moeder te spelen. Daarna merkt ze droogweg op dat daar niemand gelukkig van werd. Zo gewoon, rond de keukentafel: hier
is het, neem maar.

En ik zat daar aan mijn eigen keukentafel en luisterde. En ik was zo onder de indruk dat ik spontaan naar mijn eigen borsten greep en voelde of ik ergens een knobbeltje had. Gelukkig was er niets. Gelukkig, want ik ben Phara De Aguirre niet. Er zijn geen woorden voor bortskanker en zij moet het beleven. En dat ze er dan nog zo over kan praten, dat maakt haar een ongelooflijke, prachtige vrouw.

Voor de reportage: op de site van Radio 1 naar programma gaan, bij zondag op 'Alaska' klikken. De documentaire heet 'Phara' en je kan ze downloaden.

donderdag, maart 15, 2007

Balthazaar Bosduif fotografeert een vredig mens

woensdag, maart 14, 2007

Balthazaar Bosduif is verwend

Een vlaag van ongegeneerde propaganda

Het is nu al een tijdje een vaste gewoonte geworden, noem het een blinde routine. Als ik na een vroege ochtend die duffe aula uitbagger, draai ik me om naar Flore en vraag 'Koffie?'
Ik kijk zelfs niet meer of ze knikt, we beginnen gewoon te lopen. We vragen ons zelf niet meer af of nu niet eens een keer ergens anders heengaan. We gaan naar Caffénation. Punt. Waarom? Omdat daar koffie is. Echte.

Er is eigenlijk maar een probleem met die Caffénation. Als die koffie went, moet je geen andere meer hebben. Plotseling beginnen al die andere cafékoffies naar troep te smaken. Zoiets als zeepsop of een zuur geworden thee-extractje.
En als ik dan in het ochtendzonnetje van een Mokka Harrar nip en daarna een slokje water neem, denk ik soms: waarom drinken mensen zoveel slechte koffie?

De ene koffie is de andere niet. Je hebt ze in soorten, maten, mengvormen, toevoegingen of met een heleboel versiering. 'Soms krijg je een taartje in plaats van een kopje.' zei Flore op een keer, terwijl ze twijfelde of ze haar suiker wel door de mooie tekening wilde laten vallen. Laat staan roeren. Wat een zonde.
Ik drink zwart. Nog steeds. Af en toe laat ik me verleiden door een berg slagroom, maar de laatste tijd probeer ik de verschillen in zwarte koffie te ontdekken. Zoveel mogelijkheden. Het is een beetje zoals wijnproeven: aroma snuiven, ogen dicht en proeven. 'Beetje pure chocolade' of 'sterke toets met zachte afsmaak', en dan maar hopen dat het lijkt alsof je geen onzin zit uit te kramen.

Sinds kort heeft Caffénation man Rob een weblog:
Antwerp Barista. Daar laat hij koffiegeheim na koffiegeheim op je los. Ik wist niet dat er een hele koffiewetenschap bestond. Kritieken op onbekende machines met vreemde namen. Als uitvinders staan koffieliefhebbers dosis na dosis te wikken en te wegen, om dan te zeggen dat het toch nog niet helemaal klopt. Een hele geheime beweging vecht tegen die koffiesopjes.

Ze hebben gelijk! Als je een keer weet hoe koffie echt smaakt dan hoef je niets anders meer. Ik ben veroordeeld tot een dagelijks tripje naar Caffénation tot ik zelf alle baristatruukjes onder de knie heb. En tot dan zal ik als een messias in overdrive blijven verkondigen: Neem geen sop, drink een echte kop!

maandag, maart 12, 2007

Balthazaar Bosduif krijgt geschiedenis

Een paar dagen geleden zat ik naar 'Tegen beter weten in' van Theo Maassen te kijken. Een show waar hij nog een keer tegen alle hoeken van de maatschappij schopt. Over 'de nieuwe jeugd' was hij erg snedig: 'Je kunt niet iemand stront laten eten, en hem daarna verwijten dat hij uit z'n bek stinkt.' Ik dacht even na en knikte toen tegen mezelf. Inderdaad, misschien moeten we in plaats van alles krampachtig te verbeteren, eerst achterom kijken. Kijken wat we in de maatschappij hebben 'gepropt' en dan pas vooruit te streven.

Vandaag heb ik ver achterom gekeken. Toevallig. Gewoon een college op school. Een hele aula keek achterom, helemaal tot in de 19e eeuw. Een maatschappij vol turbulentie en verandering. Het wonder van de stoommachine, Vader Abraham van alle machines. Daarna de trein, een vage droom over iets dat vloog. Misschien kon je een trein wel laten vliegen...
Maar de 19e eeuw bracht nog meer met zich mee. Een nieuwe filosofie, nieuwe dromen, nieuwe doelen. Zelfs het godsbeeld ging aan stukken. Die moest van 'Meneer die alle touwtjes in handen heeft' afzakken naar 'Meneer, u bent erg bedankt. Nu zullen wij 'u wil' -vrij in te vullen- uitvoeren.' Een behoorlijke degradatie en inderdaad ... Een paar decennia later werd hij voor dood verklaard. Afgevoerd.

Er kwam een ander geloof in de plaats. Het geloof in de kennis, meer specifiek de technische kennis. Techniek toepassen om je geluk zelf te creëren. Optimistisch. 'Vooruit, steeds vooruit.' Alle twijfel werd overstemd met gejubel. Zelfs tot aan uitspraken als 'Het moet zo zijn.', 'Het is zo voorbestemd.', 'Dit is het lot.' Een verblindende egotrip.
Het ontging hen dat er ook een heleboel verloren ging. In hun enthousiasme moest de hele natuur vervangen worden door cultuur. Onderworpen zelfs. Techniek aan de macht. Een boom was geen cent waard, als hij niet gebruikt werd om een spoorweg aan te leggen. Oude gewoontes werden vergeten. De revolutie was te groot. Fanatiek, een hype. Iedereen sprong mee op de trein.

Het had anders gekund, dacht ik toen. Eén stoommachine, een waaier van mogelijkheden. Misschien hadden ze Watts wel in een gekkenhuis kunnen opsluiten. Die man die ijzer laat puffen. Die moet gek zijn. Blasfemie. Kom, we jagen hem de dood in.
Nee, er werd voor verspreiding gekozen. Kapitalisme, in promotie. Maak je eigen paradijs, bijna gratis. Een buitenkansje, je hoeft die kleine lettertjes onderaan niet te lezen.
(Zeg nu zelf, klinkt dat niet een beetje als de reclame voor de nieuwste anti-rimpelcrème?)

En toen kon ik er mijn vinger opleggen. Ze dachten 'vooruit', die 19e-eeuwers. 'Vooruit', dat is ongeveer hetzelfde als 'horizontaal'. Je kan het ook anders noemen. Oppervlakkig. Als je alleen maar vooruit wil, heb je geen tijd om iets uit te diepen. Je ultieme droom blijkt te bestaan uit een kortstondige aaneenschakeling van momenten van geluk. Maar dat maakt niet uit. Als die narcistische wens maar bevredigd wordt.

Het is gegaan zoals het is gegaan. 'Vooruit' werd langzaamaan 'het volgende', 'evolutie' veranderde in 'winst', 'techniek' veranderde in 'goederen' en 'dromen' in 'kopen'. De tijd van revolutie is voorbij. Het vormen is voorbij. We teren nu op de resten van de omwenteling. Alles moet mooi zijn. Optimistisch. Koop je eigen paradijs. Maak jezelf mooi. Het narcisme uit de 19e eeuw is onze identiteit geworden. Je bent niet meer wat je denkt, maar je bent wat je koopt. En wat je koopt, hang je aan je lijf of je zet het voor de garage. Koop je eigen imago. Narcisme.

'Je kunt geen mensen stront laten eten en hen dan verwijten dat ze uit hun bek stinken.' Knarsetandde Theo Maassen. Een goed oordeel, naar mijn voordeel. Maar nu ik de geschiedenis achter het fenomeen heb gehoord, zit ik vol twijfel en respijt. Kan je het iemand kwalijk nemen dat hij zich laat meeslepen door optimisme? Kan je iemand minachten omdat hij een trend volgt die zich nu al meer dan 2 eeuwen doorzet?

Ik sta op losse schroeven. Kapitalisme is er niet altijd geweest en het is ook niet ontstaan in de suburbia van de fifties. Geen oplossingen bij de hand, maar ik ben blij met mijn twijfel. Ik ben blij dat ik eindelijk weet hoe de vork in de steel zit. En dat maakt een immens verschil.

zondag, maart 11, 2007

Balthazaar Bosduif en het geluk

'Ik sta nu op het kerkplein,' zei ik 'Als je langs komt kunnen we trouwen.'

Ik stond op het kerkplein en belde naar mijn liefste. Het was een mooie dag vol zon, trampolines en frietjes geweest. De eerste echte lentedag van het jaar. Zonder jas.

'Mooi zo.' Zei hij. Je hoorde hem glimlachen. 'Zal ik dan pintjes meenemen?'