zaterdag, februari 17, 2007

Balthazaar Bosduif en het 3-woordenproject

(voorafje)

Brommen
Na drie maanden was in Villa Zwanenhals de maat vol. Ze woonden al jaren in deze nette buurt. Mooie hegjes op een respectabele afstand en automatische rolluiken. Op straat werd niet gedraald, enkel geknikt. Roddeluurtjes werden keurig ingepland. Elk om beurt. Concurrentiestrijd met koekjes. Deftig, dat was het juiste woord.

Het was lente geweest toen het bordje 'te koop' verdween. Ze kwamen aanrijden in een gammele camionnette. De nieuwe mensen van nummer 17. Mevrouw Zwanenhals had erg provocerend langs gordijnen gegluurd, maar dat hadden ze niet opgemerkt.
Toen de familie van nummer 17 hun uitpuilende dozen naar binnen droeg, had ze zich beslist omgedraaid en tegen haar man gezegd. ‘Het zijn vreemde vogels.’ Dat zei ze nu nog regelmatig. ‘Ik wist het al vanaf het begin.’ Voegde ze er nu ook aan toe.

Je zag ze niet zo vaak. Nummer 17. Het volgende theekransje konden de dames er hun vinger niet opleggen. Argwaan. Je hoorde ze wel, dat was juist het probleem. Zo kloeg mevrouw Zwanenhals. Het bromde, als een motor van het een of het ander. Maar er was niets te zien, geen garage, geen hok. De andere dames maakte sissende geluidjes als aanmoediging.

Het brommen waaide over de heggetjes en verstoorde de Zwanenhalzen in hun dagelijkse schema. Mevrouw stond nu vaker voor het raam. Ze verzon theorieën, die ze aan haar man vertelde. ‘Ze brouwen wat. Iets illegaals.’ Waarop Meneer van achter het kruiswoordraadsel beaamde dat ze hier inderdaad niet thuis hoorden.

Het hield niet op. Erger nog. Ze begonnen er op te letten. Mevrouw Zwanenhals trok streepjes in haar hoofd. Ze ging er van tandenknarsen. Door het vierde streepje werd een vijfde getrokken. 'Die van 17, die van 17, die van 17.', bromde het in haar hoofd. ’s Nachts droomde Mevrouw Zwanenhals over visite. Ze had enkel builtjes buskruitthee. Het bracht haar in de war. In de ochtend weergalmden de doffe ploffen in haar hoofd. De dokter raadde oordopjes aan.

Meneer Zwanenhals werd op pad gestuurd. Een briefje onder de voordeur, op net postpapier in een keurige enveloppe. De Zwanenhalzen vroegen vriendelijk maar kordaat om rekening te houden met de omgeving. Meneer had speciaal zijn beste pen gebruikt. Het hielp niet.
Er volgde er een tweede. Toen de derde en de vierde. Ze dreigden met advocaten, de volksgezondheid, moraal in het algemeen. Geen reactie.
De tanden van Mevrouw zwanenhals begonnen te klapperen. Het was onmogelijk zo bezoek te ontvangen. Het begrip visite werd daardoor uit het huis verbannen. De stem van Mevrouw Zwanenhals werd hoog en schril. Met haar was helemaal niets mis, ze was een onschuldig slachtoffer, ze hadden het recht niet om ... Meneer Zwanenhals begon stiekem oordopjes van zijn vrouw te stelen.

Wanneer de Politie de oproep van nummer 15 gehoor gaf, konden ze enkel een zacht monotoon gebrom vaststellen. Toen ze weer vertrokken, gilde Mevrouw ‘illegaal, illegaal!’ achter hen aan. Meneer schudde het hoofd en slofte zijn krant tegemoet. Van streek, dacht hij en duwde de was dieper in zijn oren.
Hij hoorde niet dat zijn vrouw achter zijn rug naar de keuken marcheerde. Toen zij hem twee deksels in de handen duwde, was het al te laat om haar nog te kalmeren. Ze beende naar de tuin en krijste al haar beschuldigingen over de heg. Ze herhaalde ze, verzon er nieuwe bij terwijl ze met haar favoriete soeplepel tegen een bakplaat sloeg.

Het duurde niet lang. De politie hoefde maar terug te keren. Ze troffen een hysterische vrouw aan die probeerde een heg aan stukken te scheuren. Achter haar een man, een tikkeltje vertwijfeld, met twee deksels in zijn hand.



oordopjes, buskruitthee, zwanenhals

de volgende woorden: tondeldoos, devotie en duimspijker.

zondag, februari 11, 2007

Balthazaar Bosduif denkt na (5)

We lagen nog in bed, mijn lief en ik. Vorige nacht een heftig feest bijgewoond. Mijn enkels waren er nog steeds zwart van.
De aftiteling van Firefly liep over het scherm. Ik rekte me uit en zuchtte. Ik had geen zin om op te staan en naar de televisie te lopen. We lagen net zo lekker te niksen. Ik kroop in het hoekje van zijn schouder. Mijn plekje.

'Dit moet dan ongeveer zijn wat een huwelijksreis moet voorstellen ...' Zei die van mij plotseling. Ik gaf het enige antwoord dat ik kon bedenken op een zin met het woord huwelijk in.
'Huh?'
'Wel ja, zo gewoon seks, naakt in bed liggen en niets doen.'
'Ja dat zal wel, ongeveer.'

En toen kwam de gedachte. Ze ging ongeveer zo: 'Shit zeg, zit je eindelijk voor een keer in een ver land. Mag je niet uit je hotelkamer komen, want je bent verplicht elk uur van de dag aan elkaar te frunikken.' Weer een mooi voorbeeld van een sociaal cliché: als je al niet heel de dag met elkaar in bed ligt, moet je minstens hand in hand gelukzalig naar elkaar lopen glimlachen, in de richting van een romantisch restaurant kuieren om daar dan weer naar elkaar te zitten lonken bij kaarslicht.

Ammehoela. Ik doe niet mee aan clichés. Een reis is een reis. Er zijn nieuwe dingen om naar te kijken, spannende dingen te beleven. Als ik 's avonds moe ben wil ik vroeg naar bed. Als ik de volgende morgen in m'n eentje verloren wil lopen, dan doe ik dat ook. Maar toch weet je dat het er zal zitten. Het cliché, als een vervelend stemmetje: 'Is dit nu een huwelijksreis? Die moet toch speciaal zijn. Zou je niet beter wat meer aan het lijf van je verse echtgenoot zitten?' Klote. Stereotiepen, ze zijn toch altijd sterker dan je denkt.

Dat dacht ik dus. Mijn lief streelde mijn billen terwijl ik me in stilte druk maakte. We zwegen. Ik drukte een zoen op mijn favoriete stukje schouder. 'Seks?' vroeg ik even later met een lief glimlachje. Ik zou ze leren, die huwelijksreizen.