Balthazaar Bosduif heeft vreemde dromen (2)
Plotseling stond ik aan de rand van een zwembad. Mensen zwommen tussen de brokstukken die dreven op vuil water. Af en toe schommelde er een felgekleurde strandbal voorbij. Meisjes gilden en giechelden, zoals ze dat in een zwembad doen. Ik stond er een tijdje naar te kijken. Alles was grijs. Ik keek naar boven, zelfs de lucht was vuil.
Er liepen constant mensen langs me voorbij. Ze leken verkleed of misschien waren ze gewoon van die typische griezelverschijningen. Een heks met een bleke huid en wrattige neus, een zwerver met bloeddoorlopen starende ogen, een dode en toch levende verroeste ridder, doorschijnende meisjes met vuile witte jurkjes, je kent ze wel. Sommigen hadden blikjes bier of een zak chips in hun handen. Eentje liep rond met een booster op zijn schouder, er kwamen alleen heel gedempte bassen uit. Ik probeerde de griezels te ontwijken, maar het werden er meer en meer. Ik botste tegen iemand op. Een flits van angst ging door me heen, alsof ik zelf ook in zo een wezen zou veranderen.
Ik begon van het zwembad weg te lopen, tegen de mensenstroom in. Boven de massa rees een grote grijze loods op uit het niets. Het begon te miezeren toen ik me door de deuropening wrong. Ik hoorde de regen op het dak. Binnen liepen ongeveer dezelfde vreemde verschijningen af en aan. Ik volgde een vuile regenjas die met twee trappen tegelijkertijd naar boven ging. 'Naar boven, naar boven' zei mijn instinct.
Helemaal boven was er een feest, maar de muziek en het geroezemoes leken nog steeds van heel ver te komen. Ergens in een hoekje stond een jongen, alleen. Hij stak een sigaret aan en keek de rook na, achteloos alsof hij iedere voorbijganger verachtte. Zijn gezicht was kraakwit wat zijn lippen een bloedrode keur gaf. Er viel bruin haar over zijn rooddoorlopen ogen.
Ik staarde hem aan. Hij viel op. Hij droeg een rood jasje. Alles om hem heen was dof en grijs. Ik wist niet zeker of ik bang was of hem bewonderde. Hij keek terug.
Met veel moeite wrong ik me tussen de ruggen door. Ik zag hem niet meer. Hij was verdwenen in de massa. De sigaret lag nog te smeulen op de trapleuning. Ik stak hem tussen mijn lippen en wachtte tot hij terugkwam. Het duurde niet lang.
Hij staarde me aan en stak zijn hand uit. In zijn ogen zat een spottende blik. Ik gaf hem zijn sigaret terug. Mijn hand bleef even in de lucht hangen en hij greep mijn pols. Langzaam bracht hij mijn vingers naar zijn mond en toen ...
Toen beet hij mijn vingertop eraf. Het kraakte als een chipje.
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage