maandag, december 20, 2004

Balthazaar Bosduif is (bijna) tevreden (3)

Mijn tweede synopsis voor de heer P. Collet.
Hierin heb ik al mijn kinderangsten en kinderdromen verwerkt. Lichtelijk geïnspireerd op een van mijn favoriete kinderboeken (Lang leve de koningin) en mijn favoriete Disneyfilm (Assepoester). Ah heerlijk, ik hou van schrijven ... nu maar hopen dat Meneer Collet het ook goed vindt. Reacties zijn meer dan welkom.

In een kamer van het koninklijke paleis zit een prinsesje op haar hemelbed. Haar gouden kroontje ligt op het nachtkastje te fonkelen in het maanlicht dat langs het gordijn valt. Speelgoed ligt her en der verspreid over de enorme kamer. Ze beeft en slaat haar bleke armen om haar knieën heen. Plotseling kraakt er een plank van de houten vloer. Ze schrikt en haar hoofd duikt tussen haar schouders. Met grote ogen staart ze de duisternis in. De grote goudomlijste klok tikt gestaag. Verder is het doodstil.
De gordijnen van het bed werpen schaduwen op de muren, grillige figuren die vreemde bewegingen maken. Het prinsesje probeert niet te kijken, maar doet het wel. Ze duikt onder het deken en trekt het strak rond zich heen. Haar neusje komt nog net boven het dekbed uit. Even knijpt ze haar ogen dicht, stijfdicht. Dan kriept de deur van haar nachtkastje. Nog een keer knijpt ze haar ogen dicht en balt haar handen. Dan roept ze met een schelle bange stem het kamermeisje.

Het mollige kamermeisje stommelt met dikke kleine oogjes van de slaap het vertrek binnen en geeuwt achter haar hand. Het prinsesje rilt onder de dekens, haar lichaam in een bolletje opgerold. Ze zegt dat er een monster vanuit het nachtkastje onder haar bed is gekropen. Het kamermeisje zucht en gaat op het bed zitten. Het kraakt. Ze omhelst het prinsesje en wiegt haar. Ze neuriet een melodietje. Als het prinsesje begint te knikkebollen, legt het kamermeisje haar neer en stopt het prinsesje in. Ze schikt een paar blonde krullen op het kussen en loopt dan op haar tenen weer naar de deur.

Even is het stil. Dan tikt er iets tegen het raam, alsof er iets naar binnen wil. De ogen van het prinsesje flitsen open en ze slaakt een kreet. Het kamermeisje loopt haastig de kamer weer binnen. Nu begint het prinsesje te huilen, dikke tranen rollen over haar wangen. Het kamermeisje probeert haar te sussen, maakt tuttende geluidjes, zoent haar op haar voorhoofd. Ze rinkelt met een klein zilveren belletje dat op het nachtkastje staat. Een slaapdronken lakei met verfomfaaid uniform verschijnt. Ze vraagt hem om de kok, want die moet warme melk met honing maken.

Even later drinkt het prinsesje melk met honing. Haar kroontje heeft ze snel opgezet, het staat een beetje scheef op haar hoofd.. De kok en het kamermeisje kijken toe langs de zijkant van het bed. De kok vraagt of het lekker is. Het prinsesje snuft alleen maar en zet de kop op het nachtkastje. Dan stopt het kamermeisje haar in, elk gaatje maakt ze dicht. Plotseling schuift er een wolk voor de maan en werpt een enorme schaduw over de kamer. Alles is grijs en donker. Het prinsesje duikt onder de dekens, de berg trilt. De kok zegt dat hij de stalknecht gaat halen, die zal het monster wel verjagen.

De stalknecht verschijnt met zijn slaapmuts op zijn hoofd en zijn hooivork in de hand. Het prinsesje komt onder de dekens vandaan. De stalknecht loopt kordaat naar het bed toe en gaat op zijn buik liggen. Met de hooivork port hij onder het bed. Stofvlokken, poppen, sokjes, zelfs een fiets komt onder het bed vandaan. Hij roept dingen als ‘kom maar op als je durft!’ ‘verdwijn!’. Dan staat hij recht en zegt dat het monster verdwenen is. Meteen na zijn woorden zwaait de deur van de slaapkamer open. Iedereen schrikt. Het prinsesje springt in de armen van de stalknecht. De hooivork valt op de grond.
De kok, het kamermeisje, de stalknecht en de prinses kijken gespannen naar de deur. Er staat een grote schaduw in het deurgat. Het prinsesje houdt haar adem in.
Een strenge maar bekende stem vraagt wat er aan de hand is. Het prinsesje legt haar hoofdje opgelucht tegen de schouder van de stalknecht. Uit de schaduw komt de raadsman te voorschijn. Hij loopt met pompeuze stappen naar het bed. Bij zijn witte pyjama met blauwe strepen draagt hij zijn universiteitshoed en zijn medailles zijn schots en scheef op zijn hemd gespeld. Door zijn oculair kijkt hij het groepje strak aan. De lip van het prinsesje trilt een beetje. Ze stamelt dat er een monster van het nachtkastje onder haar bed is gekropen.
De raadsheer haalt uit de zak van zijn pyjama een kleine sterrenkijker tevoorschijn. Hij tuurt ermee onder het bed. Dan zegt hij streng dat er niets onder het bed is en dat monsters niet bestaan.

Het prinsesje begint luidkeels te schreeuwen dat monsters wel bestaan. Dat ze het zelf heeft gezien. Het kamermeisje kijkt woedend naar de raadsheer. Ze beslist kordaat dat ze naar de koning en de koningin gaan. De raadsheer werpt tegen dat ze niet gestoord willen worden in hun slaap. Maar de stalknecht tilt het prinsesje over zijn schouders en vertrekt. De rest volgt op een rijtje, de raadsman achteraan.
De lakeien fluisteren opgewonden als de stoet door de met kroonluchters verlichte gang voorbijtrekt.

Bij een enorme met goud beklede deur blijven ze staan. Twee bewakers openen plechtig de deur en kondigen met luide stem de bezoekers aan. De koning gaat meteen rechtop in bed zitten en knijpt zijn ogen dicht tegen het invallende licht. Hij roept kwaad wat ze komen doen terwijl hij snel zijn gouden kroon opzet. De koningin kruipt weg onder de donkerrode dekens en zucht klagend. De bewakers declameren de situatie. De koning drukt zijn handen tegen zijn oren. Hij brult dat ze stil moeten zijn want zijn vrouw en hij willen slapen. Hij foetert over vergaderingen, audienties en aankomende oorlogen.
Zijn vrouw kreunt en steekt haar hoofd boven de lakens uit. Met een krakende slaperige stem stelt ze voor dat hij gewoon snel een wet maakt dat monsters niet bestaan. Dan verdwijnt ze weer onder de dekens. De koning beveelt de Raadsman knorrig de wet in het land te verspreiden en dat ze nu allemaal moeten weggaan.

...
De stalknecht en het prinsesje zitten allebei op de schommel van de koninklijke speeltuin van het paleis. Ze staart verslagen voor zich uit en stamelt dat monsters wel bestaan, dat ze ‘echt echt echt’ bestaan. De stalknecht antwoordt dat hij ook denkt dat monsters bestaan, maar dat ze nu moeten onderduiken. Want ze mogen niet meer bestaan van de koning. Het prinsesje wiebelt ongemakkelijk heen en weer. Ze vraagt met een klein stemmetje of het haar schuld is. De stalknecht schud zijn hoofd en fluistert dan in haar oor dat iedereen wel eens bang mag zijn en dat de monsters misschien wel bij haar kunnen onderduiken, misschien wel onder haar bed. Het prinsesje knikt stilletjes. Ze kijkt glimlacht even en kruipt dan bij de stalknecht op schoot. De stalknecht schommelt zachtjes en zo dommelt het prinsesje in slaap.

2 reacties:

Anonymous Anoniem zei...

en niets aan te merken op de spelling! Proficiat! ;-)
Zo'n dingen mag je mij nog meer laten checken.

Lander

9:40 p.m.

 
Blogger bosduif zei...

de commentaar van mijn nuchtere nonkel Bertje: "ja Ellen, 't is net een aflevering van kulderzipken, ja net Kulderzipken ..."

12:26 p.m.

 

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage